Een ondernemer liet in 2017/2018 twee woningen bouwen, waaronder een zorgwoning met op het dak 40 niet-geïntegreerde zonnepanelen. De ondernemer claimde in zijn BTW-aangifte 2018 een aftrek voorbelasting dat betrekking had op levering en montage van de zonnepanelen en het overige op de bouw van de woning. Hoe liep het af?
Ondernemer X liet in 2017/2018 twee woningen bouwen, waaronder een zorgwoning met op het dak 40 niet-geïntegreerde zonnepanelen. Voor de bouw van de zorgwoning inclusief de levering en de montage van de zonnepanelen was €50.739 BTW in rekening gebracht. X claimde in zijn BTW-aangifte 2018 een aftrek voorbelasting van €27.839 waarvan €2.959 betrekking had op levering en montage van de zonnepanelen en het overige op de bouw van de woning. De inspecteur gaf alleen de €2.959 BTW terug met betrekking tot op de levering en montage van de zonnepanelen en Rechtbank Den Haag was het naar aanleiding van het beroep van X daarmee eens.
X ging in hoger beroep en stelde dat er een rechtens onmiddellijk verband bestond tussen de belaste levering van de met de zonnepanelen opgewekte elektriciteit en de bouw van de zorgwoning en dat hij daarom recht had op aftrek van een deel van de in rekening gebrachte BTW op de bouwkosten van de zorgwoning. Hof Den Haag stelde X (deels) in het gelijk.
Volgens het Hof week de zaak van X af van de situatie in het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021, omdat geen sprake was van een woning voor privégebruik, maar van een investeringsgoed. Het ondernemingsplan van X was specifiek gericht op een combinatie van de zorgwoning en de zonnepanelen. De zorgwoning werd verhuurd tegen vergoeding en maakte daarom als investeringsgoed deel uit van het ondernemingsvermogen van X. De zorgwoning, die zowel onderdak bood aan de huurder(s) als ondersteuning bood aan de op het dak geplaatste zonnepanelen, kon zowel worden toegerekend aan de verhuur als aan de levering van elektriciteit.
Het “hoe dan ook”-criterium van de Hoge Raad was volgens het Hof daarom hier niet van toepassing. Dat de door de zonnepanelen opgewekte elektriciteit werd gebruikt door de twee woningen en het meerdere geleverd werd aan de energiemaatschappij was volgens het Hof een interne levering van een in eigen bedrijf vervaardigd goed die op grond van artikel 3, lid 3, onderdeel a, Wet OB werd gelijkgesteld aan een levering onder bezwarende titel. Dit betekende dat de zonnepanelen in zoverre voor belaste handelingen werden gebruikt en de voorbelasting op de zonnepanelen volledig voor aftrek in aanmerking kwam. Dat gold niet voor het deel van de elektriciteit dat werd gebruikt in de zorgwoning, waarvoor de vergoeding was begrepen in de huurprijs. In zoverre verrichtte X in beginsel geen belaste levering van elektriciteit, maar had hij ook geen recht op aftrek van voorbelasting op de kosten voor de opwekking. Aangezien X het verbruik niet had gesplitst in privégebruik en gebruik door de huurder(s) van de zorgwoning en deze splitsing niet mogelijk was, koos het Hof ervoor om zoals X had bepleit, het totale verbruik in de BTW-heffing te betrekken. X werd in zoverre gelijk behandeld met andere particulieren die elektriciteit leverden aan de energiemaatschappij en alleen voor deze activiteit BTW-ondernemer waren. Dit betekende ook dat X BTW verschuldigd was over het totaal van de geleverde elektriciteit.
Uit de nota van de energiemaatschappij volgde dat van 19 juli 2018 tot en met 31 december 2018 3.545 kWh elektriciteit was opgewekt met de zonnepanelen en dat de vergoeding €0,092 per kWh bedroeg. Dit resulteerde in een omzet van €326. Uit de toelichting op de begrippen “BTW” en “terugleververgoeding” in de energienota leidde het Hof af dat in de vergoeding geen BTW was begrepen. X was daarom €68 BTW verschuldigd (21% van €326). Vervolgens besliste het Hof dat X recht had op een aanvullende aftrek van BTW. De zorgwoning had volgens het Hof een dubbele functie, namelijk het genereren van huurinkomsten en het dienen als draagconstructie voor de zonnepanelen. Er was sprake van gemengd gebruik, omdat de huurinkomsten vrijgesteld waren van BTW terwijl de levering van elektriciteit wél was belast.
Op grond van de laatste alinea van artikel 15, lid 1, Wet OB, had dit tot gevolg dat de belasting over de uitgaven in verband met de zorgwoning slechts aftrekbaar waren naar evenredigheid van het gebruik ervan voor de belaste activiteiten van de ondernemer (pro rata). Het Hof berekende deze pro rata op 5%. Omdat bepaalde uitgaven alleen waren gedaan in verband met het woongenot van de zorgwoning, werd het recht op aftrek beperkt tot de BTW die rustte op uitgaven in verband met de draagconstructie. Het Hof berekende deze BTW op €1.537 en de aanvullende aftrek op: (€68 -/- €2.959 -/- €1/537 =) €4.428.
Gerechtshof Den Haag 11 november 2021, nr. BK-20/00779
Belastingsoort(en) : OB
Wetsartikel(en) : artikel 15, eerste lid, van de Wet op de omzetbelasting 1968
Trefwoord(en) : aftrek voorbelasting; zonnepanelen