Vanaf 2010 was voor patiënten met diabetes mellitus een Zorgmodule Preventie Diabetische Voetulcera (de Zorgmodule) beschikbaar. De zorg werd uitgevoerd door de diabetesverpleegkundige, de podotherapeut, de medisch pedicure en de pedicure met certificaat “voetverzorging bij diabetes”. Een onderdeel van de Zorgmodule was de instrumentele behandeling.
Volgens mevrouw X waren haar medische pedicurebehandelingen binnen de Zorgmodule vrijgesteld van btw. Rechtbank Gelderland verklaarde haar beroep gegrond. De inspecteur ging in hoger beroep, maar Hof Arnhem-Leeuwarden kwam tot een andere conclusie. De beschreven instrumentele behandeling was een wezenlijk, inherent en onafscheidbaar deel van de voetzorg voor diabetespatiënten volgens de Zorgmodule. Deze viel binnen de reikwijdte van de vrijstelling van de Wet OB. De instrumentele behandeling die medische pedicures gaven, verschilde volgens het Hof wat betreft omvang en aard en kwaliteit niet zozeer van de behandelingen die podotherapeuten gaven, dat dit een verschil in btw-behandeling rechtvaardigde. De staatssecretaris ging in cassatie. De Hoge Raad verklaarde het cassatieberoep van de staatssecretaris zonder nadere motivering ongegrond.