In dit artikel behandelen we twee recente uitspraken door de rechtbank over terechte stopzetting van loon. Als eerste een uitspraak van de rechtbank in Amsterdam aangaande de terechte loonstop na weigering te testen op COVID door een ongevaccineerde werknemer. Daarnaast een uitspraak van de rechtbank Den Haag over een terechte stopzetting van het loon van een werknemer die met verkoudheidsklachten thuisblijft.
Vanwege de coronapandemie laat de werkgever op 22 oktober 2021 aan zijn werknemers weten dat zij een coronatoegangsbewijs (CTB) moeten laten zien om op de werkplek, een theater, binnen te mogen. De werknemer, een danser, meldt hierop dat hij geen CTB heeft.
Vanaf 28 oktober 2021 wordt de werknemer gevraagd niet meer op het werk te komen. Op 16 november 2021 bevestigt de werkgever aan de werknemer dat deze heeft aangegeven niet bereid te zijn om zich in voorkomende gevallen te laten testen op het coronavirus, met als gevolg dat hij niet langer inzetbaar is. De werkgever geeft aan geen andere oplossing te zien dat het staken van de loonbetaling. Dit zal ingaan per 1 december 2021.
De werknemer vordert in kort geding wedertewerkstelling en loondoorbetaling. Hij stelt onder meer dat de eis om zich te laten testen in strijd is met zijn grondrechten uit de Grondwet, het EVRM en de AVG.
De voorzieningenrechter wijst de vorderingen af. De eis van de werkgever dat de werknemer zich moet laten testen, levert inderdaad een schending van de privacy en van de lichamelijke integriteit van de werknemer op.
Let op! In de literatuur wordt wel gesteld dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst een alternatief kan zijn voor vaccinatie.
Verkoopmedewerker blijft vanaf 16 maart 2020 vanwege verkoudheidsklachten thuis. Op 25 maart 2020 laat de werkgever aan de werknemer weten dat hij zich bij ziekte moet ziekmelden, dat thuiswerken in overleg had moeten plaatsvinden en dat de werknemer kan werken in een pand waar verder niemand aanwezig is.
De werknemer merkt op dat hij niet ziek is, maar conform de RIVM-richtlijnen thuisblijft en werkzaamheden vanuit huis wil doen. Op 16 april 2020 stelt de werkgever de werknemer voor de keuze te komen werken, zich ziek te melden of vrij te nemen.
De werknemer meldt zich begin mei ziek. De bedrijfsarts stelt vast dat de klachten van de werknemer voortkomen uit een verschil in visie tussen partijen. De werkgever nodigt de werknemer meermaals uit voor een kop koffie, maar de werknemer gaat daar niet op in. De verzekeringsarts van het UWV oordeelt dat de werknemer vanaf 1 mei 2020 door ziekte niet volledig geschikt was voor zijn werk, waarbij het arbeidsconflict een dominante rol speelt. De werknemer vordert betaling van achterstallig loon.
Vaststaat dat de werknemer vanwege de RIVM-richtlijnen niet naar het werk kwam. In de eerste weken van de lockdown bestond nog veel onduidelijkheid. Toen de neusverkoudheid aanhield had de werknemer zich formeel ziek moeten melden. Door dit niet te doen kon de werkgever geen controle uitoefenen en geen bedrijfsarts inschakelen. Een korting van de helft van het salaris is gerechtvaardigd.
Na 1 mei 2020 gold dat de werknemer als goed werknemer in gesprek moest gaan met de werkgever. Door dit stelselmatig af te houden, heeft de werknemer vanaf half juni zijn eigen re-integratie gefrustreerd. Het loon over de periode half juni tot en met september is hierdoor niet verschuldigd.
Let op! Bij mogelijke besmetting met COVID-19 moet een werknemer inderdaad thuis blijven en heeft hij recht op doorbetaling van loon. Dit geldt ook als een werknemer tot een risicogroep behoort en het werken op de werkplaats niet veilig is. Dit betekent natuurlijk niet dat de werknemer zelf kan besluiten of hij wel of niet thuiswerkt, zonder dat de werkgever daar zeggenschap over heeft. Een beoordeling door de bedrijfsarts ligt dan voor de hand.
Heb je naar aanleiding van het voorgaande een vraag of wil je persoonlijk advies? Neem dan gerust contact op met een van onze arbeidsrechtadviseurs van de Adviesgroep Personeel & Salaris: Albertje Pepping. Wij zijn bereikbaar via telefoonnummer (088) 202 1673.