Wat kun je als ondernemer fiscaal dit jaar nog regelen? Zijn er voor de dga belangrijke aandachtspunten waarop je moet anticiperen? Op welke zaken moet je je als werkgever voorbereiden op het nieuwe jaar?
In de Special Eindejaarstips hebben wij zo veel mogelijk rekening gehouden met de plannen van het kabinet voor volgend jaar. Daarnaast hebben we ook enkele tips rondom coronamaatregelen opgenomen.
De tips zijn onderverdeeld in zeven categorieën:
1. Tips voor alle belastingplichtigen
2. Tips voor de ondernemer in de inkomstenbelasting
3. Tips voor de bv en de dga
4. Tips voor werkgevers
5. Tips voor de automobilist
6. Tips voor de woningeigenaar
7. Tips inzake de btw
De tarieven in box 1 blijven volgend jaar vrijwel gelijk. Maar de meeste aftrekposten gaan volgend jaar minder voordeel opleveren. Dit geldt als jouw inkomen meer dan €69.398 bedraagt en je aftrekposten (deels) tegen het hoogste tarief kunt aftrekken. Dit jaar kan dat nog tegen 43%. In 2022 komen aftrekposten in aftrek tegen maximaal 40%. Het maximum aftrekpercentage wordt voor het overgrote deel van de aftrekposten verder afgebouwd naar 37,05% in 2023.
Tip! Je kunt hierop inspelen door aftrekposten zo veel mogelijk in de tijd naar voren te halen. Een gift van bijvoorbeeld €10.000 aan een ANBI levert je tegen het maximumtarief nu nog een maximaal fiscaal voordeel op van €4.300. In 2022 levert dezelfde gift je nog maar een maximaal voordeel op van €4.000 en in 2023 van €3.705.
Jaar | Tarief | Voordeel |
2021 | 43% | €4.300 |
2022 | 40% | €4.000 |
2023 | 37,05% | €3.705 |
Naast aftrekposten voor ondernemers gaat het om uitgaven voor onderhoudsverplichtingen, uitgaven voor specifieke zorgkosten, weekenduitgaven voor gehandicapten, aftrekbare giften, het restant persoonsgebonden aftrek van voorgaande jaren en verliezen op beleggingen in durfkapitaal. Voor zover mogelijk is het verstandig deze aftrekposten naar voren te halen.
Enkele heffingskortingen kan een belastingplichtige met weinig inkomen nog maar beperkt uitbetaald krijgen. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De afbouw van deze kortingen vindt al jaren plaats. Dit jaar kun je nog maar 13,3% van de kortingen uitbetaald krijgen (op voorwaarde dat jouw fiscale partner wel voldoende belasting betaalt), vanaf 2023 helemaal niets meer. Degenen die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, hebben geen last van de beperkte uitbetaling van de algemene heffingskorting, wel van de beperkingen inzake de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Hoe kun je het verlies aan heffingskorting voorkomen? Heeft jouw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar beschik je samen met jouw partner over belastbaar vermogen, dan kun je hiermee het verlies aan heffingskortingen voorkomen. Je doet dit door in de aangifte het vermogen geheel of gedeeltelijk aan de partner zonder eigen inkomsten toe te rekenen. Dit vermogen wordt namelijk belast in box 3, zodat jouw partner toch over inkomsten beschikt. De heffingskortingen verminderen dan de belasting die wordt berekend over de box 3-inkomsten.
Let op! Hierbij is wel van belang dat je rekening houdt met het feit dat in box 3 de te betalen belasting stijgt bij toenemend vermogen. In dit geval zal je zoveel vermogen moeten toerekenen dat de heffingskortingen zoveel mogelijk verrekend kunnen worden. Daarna is een 50/50 verdeling meestal optimaal.
Heb je een alimentatieverplichting aan jouw ex-echtgenoot of ex-partner, dan zijn de betalingen nu nog aftrekbaar tegen een tarief van maximaal 43%. Je kunt in gezamenlijk overleg met jouw ex besluiten deze verplichting af te kopen. Je voorkomt hiermee dat je door de aftrekbeperking de komende jaren netto meer alimentatie betaalt.
De afkoop kan betekenen dat jouw ex meer belasting over de afkoopsom betaalt dan wanneer diegene jaarlijks alimentatie ontvangt. Dit kan deels voorkomen worden via middeling of door de afkoopsom in een lijfrentepolis te storten. Jouw ex ontvangt daaruit periodieke uitkeringen die geleidelijk worden belast.
Let op! De afkoop van de alimentatieverplichting heeft voor jou en/of jouw ex-partner ook gevolgen voor de belastingheffing in box 3, voor de verschuldigde premie Zorgverzekeringswet (Zvw) en voor eventuele toeslagen. Schakel daarom een deskundige in om te berekenen of de afkoop fiscale voordelen oplevert en wat een redelijke verdeling hiervan is tussen jouw ex en jezelf.
Zorgkosten zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Er geldt wel een drempel, die afhankelijk is van de hoogte van jouw inkomen. Hoe hoger jouw inkomen, hoe hoger de drempel. Alleen zorgkosten die boven de drempel uitstijgen, zijn aftrekbaar.
Het is daarom aantrekkelijk zorgkosten zo mogelijk binnen een jaar te clusteren. Koop je bijvoorbeeld in 2021 een nieuw gehoorapparaat en laat je in 2022 jouw gebit renoveren, dan heb je in beide jaren te maken met de drempel. Dit levert meestal minder aftrek op dan wanneer je beide uitgaven in één jaar doet. Het betalingsmoment is beslissend voor het jaar van aftrek.
Tip! Houd er ook rekening mee dat door de beperking van de maximale aftrek deze bij een inkomen boven €69.398 de komende jaren waarschijnlijk minder oplevert. Haal zorgkosten dus zo mogelijk naar voren. Vanaf 2023 levert de aftrek van zorgkosten immers nog maar een fiscaal voordeel op van maximaal 37,05%.
Volg je als particulier een opleiding of studie voor een beroep? Je kunt dan de kosten hiervan alleen dit jaar nog in aftrek brengen als scholingsuitgaven. De scholingskosten moeten dan dit jaar zijn betaald. De aftrek wordt in 2022 vervangen door een specifieke regeling, waarbij je vanaf 1 maart 2022 een budget van €1.000 per jaar kunt aanvragen voor opleiding en ontwikkeling.
Let op! Het voordeel van de huidige fiscale aftrek hangt af van de hoogte van jouw inkomen. Heb je in 2021 een inkomen van bijvoorbeeld €40.000, dan levert een studie van €2.000 jou een fiscaal voordeel op van €862. Volgend jaar staat het budget van €1.000 los van jouw inkomen. Neem dit in jouw overwegingen mee als je besluit nog dit jaar studiekosten te maken.
Koop nog dit jaar een lijfrente of stort een bedrag op jouw lijfrentespaarrekening of lijfrentebeleggingsrecht en creëer daarmee een extra aftrekpost. De betaalde bedragen zijn alleen aftrekbaar als sprake is van onvoldoende pensioenopbouw. Aan het begin van het jaar mag je nog niet de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt hebben. Het pensioenopbouwtekort wordt bepaald aan de hand van de jaar- en reserveringsruimte. Je kunt deze ruimte berekenen op de site van de Belastingdienst. Als Je voldoet aan de voorwaarden voor aftrek, kun je de premie in 2021 aftrekken tegen maximaal 49,5%. Lijfrentes blijven ook de komende jaren gewoon aftrekbaar tegen het tabeltarief. Als je nu de premie kunt aftrekken tegen 49,5% en zijn de uitkeringen vanwege een daling van jouw inkomen te zijner tijd belast tegen 37,05%, dan bedraagt het tariefvoordeel 12,45%-punt.
Tip! Zorg dat je de lijfrentepremies in 2021 betaalt! Alleen dan kun je deze nog in aftrek brengen in jouw aangifte inkomstenbelasting 2021. Bovendien verminder je daarmee jouw vermogen, zodat je minder belasting betaalt in box 3.
Let op! De betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen premie Zvw. Over de lijfrente-uitkering betaal je bij ontvangst wel premie Zvw. Dit betekent een dubbele heffing, voor zover jouw inkomen bij uitbetaling van de lijfrentetermijnen onder de Zvw-premiegrens valt en je nu de Zvw-premiegrens nog niet hebt bereikt. Hierdoor wordt het nettorendement van de lijfrente kleiner.
Bepaalde heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk. Zo is jouw algemene heffingskorting mogelijk hoger door de aftrek van een lijfrentepremie. Boven een inkomen van €68.507 heeft de lijfrentepremieaftrek in 2021 geen effect meer op de algemene heffingskorting.
Giften aan goede doelen zijn onder voorwaarden aftrekbaar. Ook voor giften geldt een drempel. Alleen het bedrag aan giften boven deze drempel is aftrekbaar. De drempel bedraagt 1% van jouw verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten, met een minimum van €60. Voor giften geldt ook een plafond (maximum) van 10% van het verzamelinkomen vóór aftrek van persoonsgebonden aftrekposten.
Tip! Je kunt giften over meerdere jaren beter clusteren, zodat je maar één jaar met de drempel te maken heeft. Kom je met jouw giften boven het plafond van 10% uit, dan is het juist beter jouw giften over meerdere jaren te spreiden.
Tip! Houd er ook rekening mee dat door een beperking van de maximale aftrek de giftenaftrek bij eenzelfde inkomen de komende jaren minder oplevert. Haal aftrekbare giften dus zo mogelijk naar voren. Vanaf 2023 levert een gift immers nog maar een fiscaal voordeel op van maximaal 37,05%.
Periodieke giften zijn giften aan goede doelen in de vorm van vaste en gelijkmatige periodieke uitkeringen die uiterlijk eindigen bij overlijden. Deze giften kun je aftrekken als je gebruikmaakt van een notariële of onderhandse akte van schenking. Hierin moet zijn aangegeven dat over een periode van minstens vijf jaar de gift wordt verstrekt. Voor periodieke giften geldt geen drempel en ook geen plafond. Stel je een onderhandse akte op, dan geldt wel een aantal eisen. Een dergelijke akte kun je downloaden vanaf de site van de Belastingdienst.
Tip! Schenk periodiek als je geen last wilt hebben van de drempel of het plafond. Bereken wel of het inspelen op het plafond en de drempel door periodiek te schenken opweegt tegen het nadeel dat jouw schenking over een langere periode wordt uitgesmeerd en vanwege de dalende tarieven minder oplevert. Vanaf 2023 levert een gift immers nog maar een fiscaal voordeel op van maximaal 37,05%.
Tip! Als je een bv hebt, kun je ook namens de bv schenken. De aftrek bedraagt dan ten hoogste 50% van de winst, met een maximum van €100.000.
Profiteer ook dit jaar nog van de jaarlijkse schenkvrijstelling in de schenkbelasting. Zo kun je in 2021 jouw kinderen belastingvrij €6.604 schenken en jouw kleinkinderen of derden €3.244. Deze vrijstellingen zijn in 2021 eenmalig met €1.000 verhoogd vanwege de coronacrisis. Dit betekent dat genoemde bedragen, na correctie vanwege de inflatie, in 2022 weer met €1.000 worden verlaagd.
Voor kinderentussen 18 en 40 jaar geldt een eenmalige verhoging van dit bedrag tot:
Let op! De eenmalige schenking van €105.302 ten behoeve van de eigen woning geldt ook voor andere personen dan de eigen kinderen. Houd wel rekening met de voorwaarden van deze schenking. De schenking kan eveneens worden toegepast indien het kind ouder is dan 40, maar een partner heeft tussen de 18 en 40 jaar oud.
Tip! Schenk je nog in 2021, dan vermindert de schenking jouw vermogen in box 3, wat bij jou tot belastingbesparing leidt.
Alle roerende zaken die je voor persoonlijke doeleinden gebruikt of verbruikt, hoef je niet op te geven in box 3. Bij roerende zaken kun je denken aan inboedel, een auto, boot of caravan, maar bijvoorbeeld ook aan juwelen of een duur horloge. Ben je van plan binnenkort een dure aankoop te doen, zorg dan dat je deze aanschaf uiterlijk 31 december 2021 hebt gedaan en betaald. In de box 3-heffing per 1 januari 2022 zal dit vermogen dan niet worden meegenomen.
Let op! Er geldt een antimisbruikmaatregel. Kan de Belastingdienst namelijk aannemelijk maken dat je de zaken hoofdzakelijk ter belegging heeft gekocht, dan behoren deze zaken wél tot het vermogen in box 3. Ook als je deze zaken tevens persoonlijk gebruikt.
Wil je jouw box 3-vermogen verlagen, denk dan ook eens aan groene beleggingen. Voor groene beleggingen geldt een vrijstelling in box 3 van maximaal €60.429 (bedrag 2021). Heb je een fiscale partner, dan bedraagt de vrijstelling voor jou en jouw partner gezamenlijk zelfs het dubbele (€120.858). Ook een minderjarig kind heeft zelfstandig recht op deze vrijstelling. Naast de vrijstelling in box 3 heb je ook nog recht op een heffingskorting van 0,7% van het vrijgestelde bedrag in box 3.
Let op! De vrijstelling geldt niet voor de vermogenstoets in de toeslagen.
Heb je op dit moment veel spaargeld in box 3, overweeg dan de oprichting van een spaar-bv of een open fonds voor gemene rekening om daar vóór 31 december 2021 jouw spaargeld in te storten. Zo mis je de peildatum van 1 januari 2022 in box 3. De bv of het fonds betaalt over de daadwerkelijk ontvangen spaarrente tot een bedrag van €395.000 in 2022 15% vennootschapsbelasting en over het meerdere 25% vennootschapsbelasting. Als de ontvangen spaarrente na belasting wordt uitgekeerd naar privé, betaal je hierover in 2022 26,9% belasting in box 2 van de inkomstenbelasting. Gecombineerd is dat zo’n 38% van de daadwerkelijk ontvangen spaarrente tot €395.000. Dat is vaak vele malen minder dan de 0,56% tot 1,71% belasting die je in 2022 over jouw spaarsaldi betaalt in box 3, alhoewel je er wel rekening mee moet houden dat de vrijstelling in box 3 in 2022 €50.650 per persoon bedraagt. Toch is het verschil in belastingheffing tussen spaargeld in box 3 en spaargeld in een bv/fonds al gauw duizenden euro’s.
Let op! Uitgaande van de forfaitaire rendementen in box 3 voor 2022 is een spaar-bv/-fonds pas bij een rendement van minstens 3,58% (belastbaar vermogen €100.000 tot €1.000.000) respectievelijk minstens 4,51% (belastbaar vermogen meer dan €1 miljoen) niet voordeliger.
Let op! Met een bv zijn oprichtingskosten gemoeid en ook kosten voor instandhouding, bijvoorbeeld voor het jaarlijks (laten) maken van een jaarrekening. En om het spaargeld na verloop van tijd belastingvrij naar privé te halen, is een gang naar de notaris nodig. Het is belangrijk bij de keuze voor de bv-variant deze kosten af te trekken van de jaarlijkse voordelen om te bepalen of het geheel voor jou aantrekkelijk is.
Tip! Een spaar-bv of open fonds voor gemene rekening zorgt er ook voor dat het spaargeld niet meer meetelt voor de vermogenstoets voor de toeslagen en de vermogenstoets voor de eigen bijdrage bij het verblijf in een verzorgingsinstelling.
Lagere inkomens hebben vaak recht op een of meer toeslagen. We kennen de zorgtoeslag, de huurtoeslag, de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget. Voor alle toeslagen, behalve de kinderopvangtoeslag, geldt een zogenaamde vermogenstoets. Dit betekent dat je geen recht hebt op de toeslag als jouw vermogen te groot is. De toetsingsdatum is 1 januari. Voor de zorgtoeslag en het kindgebonden budget geldt voor 2021 een toetsingsvermogen van maximaal €118.479. Heeft u een partner, dan geldt een maximum van €149.819. Voor de huurtoeslag geldt een maximumvermogen van €31.340 (respectievelijk €62.680 als je een partner hebt). De genoemde maxima zullen voor het jaar 2022 iets hoger liggen.
Tip! Heb je een vermogen rond de genoemde maxima én recht op een of meer toeslagen, dan kan het raadzaam zijn jouw vermogen te verminderen. Bijvoorbeeld door een deel van jouw hypotheek af te lossen of een geplande, grotere aankoop naar voren te halen. Ook kan het voor ondernemers raadzaam zijn om binnen de fiscale mogelijkheden minder vermogen uit het bedrijf naar privé over te brengen of meer vermogen vanuit privé naar het bedrijf.
Controleer jouw voorlopige aanslag 2021. Is de aanslag te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan. Als je ervoor zorgt dat je jouw voorlopige aanslag nog in 2021 betaalt, leidt dat tot een lager vermogen per 1 januari 2022 en bespaar je belasting. Bovendien rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2022 een rente van 4% over jouw aanslag 2021. Dit is hoog, zeker in vergelijking met de rente op een spaarrekening. Voorkom dus dat je deze hoge belastingrente verschuldigd wordt en controleer of jouw voorlopige aanslag 2021 juist is.
Tip! Vraag ook een nieuwe, lagere voorlopige aanslag aan als jouw voorlopige aanslag te hoog is. In tegenstelling tot vroeger kun je niet meer ‘sparen’ bij de Belastingdienst. De Belastingdienst vergoedt namelijk over het algemeen geen rente meer over een te hoge aanslag.
Aan het eind van het jaar heb je meer duidelijkheid over jouw winstpositie. Beoordeel of jouw winst in lijn ligt met de verwachtingen. Wellicht kom je in de inkomstenbelasting net in het hoogste tarief. Het kan dan aantrekkelijk zijn om jouw winst te verlagen door bijvoorbeeld kosten of een geplande investering naar voren te halen. Houd hierbij wel rekening met de invloed die dit heeft op jouw totale kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Let hierbij ook op de invloed van inkomensafhankelijke heffingskortingen op de te betalen belasting. Laat het effect berekenen door jouw adviseur.
Tip! Wijkt jouw winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag aan. Hiermee voorkom je de hoge belastingrente (sinds 1 oktober is deze weer terug op 4%) en je verlaagt jouw vermogen in box 3. Bij een teruggave voorkom je dat jouw geld renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.
Is jouw partner niet bij jou in loondienst, maar werkt hij of zij wel mee in het bedrijf, dan kun je hiermee fiscaal rekening houden. Je kunt kiezen voor de meewerkaftrek, dit is een percentage van de winst dat afhankelijk is van het aantal meegewerkte uren. Maar je kunt ook kiezen voor de arbeidsbeloning. Dit moet een reëel uurloon zijn voor de verrichte werkzaamheden en dient in een jaar minimaal €5.000 te bedragen. Jouw partner wordt hier zelfstandig voor belast.
Via de arbeidsbeloning kun je voorkomen dat bij jouw partner heffingskortingen verloren gaan. Bepaalde heffingskortingen kan jouw partner, als die zelf te weinig inkomen heeft, namelijk nog maar beperkt uitbetaald krijgen. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De afbouw van de uitbetaling van deze kortingen vindt al jaren plaats. Dit jaar kan jouw partner nog maar 13,3% van de kortingen uitbetaald krijgen (op voorwaarde dat je wel voldoende belasting betaalt), vanaf 2023 helemaal niets meer. Partners die vóór 1 januari 1963 geboren zijn, hebben geen last van de beperkte uitbetaling van de algemene heffingskorting, wel van de beperkingen inzake de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Door jouw partner een arbeidsbeloning toe te kennen, kan jouw partner de heffingskortingen zelf benutten.
Let op! In een zaak die binnenkort door de Hoge Raad moet worden beoordeeld, is de vraag aan de orde of de minimale beloning van €5.000 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Een ondernemer had zijn echtgenote een beloning van slechts €1.500 toegekend, maar dit werd door de inspecteur niet geaccepteerd. De adviseur van de Hoge Raad, de advocaat-generaal, is van mening dat het niet in aftrek van de winst toelaten van beloningen tot €5.000 in strijd is met de rechtsgelijkheid.
Let op! De meewerkaftrek heeft geen gevolgen voor het inkomen van jouw partner. De arbeidsbeloning wel, want jouw partner wordt hiervoor zelf belast en betaalt hierover ook premies Zvw. Bereken wat voor jou de voordeligste optie is en pas deze toe. Houd hierbij ook rekening met het eventueel verloren gaan van de heffingskortingen. Je mag jaarlijks voor een andere beloningsvorm kiezen als je dat wilt. Zorg wel dat je een eventuele meewerkbeloning schriftelijk vastlegt en ook daadwerkelijk betaalt. Voor de meewerkaftrek is dat niet nodig.
Als je investeert, heb je als ondernemer recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2021 bepaald op €2.401. De KIA krijg je bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop je moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens €450 moet kosten. Investeer je in 2021 in totaal dus minstens voor €2.401 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens €450 kosten, dan heb je recht op de KIA.
Tip! Zit je dit jaar met jouw investeringen net onder de minimumgrens van €2.401, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen zodat je toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.
Rondom de investeringsaftrek zijn er een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (opdrachtbevestiging, ondertekening offerte e.d.) in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2021 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen €2.400 en €59.170 (namelijk: 28%). Tussen €59.170 en €109.574 is de KIA een vast bedrag: €16.568. Het plannen, en voor zover mogelijk het spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.
Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte inkomstenbelasting 2021 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2021 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2021 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op de risico’s zoals de kans op faillissement van de leverancier.
Let op! Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doe je dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).
Let op! Soms mag je bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Heb je deze nog niet in gebruik genomen, dan kun je toch willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat je in het jaar van investeren hebt betaald.
Heb je in de afgelopen vijf jaar (tussen 2017 en 2021) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoop je het bedrijfsmiddel weer of ruil je het in, dan krijg je mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor je een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht, voor zover mogelijk, met de desinvestering tot in 2022.
Let op! Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan €450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer. Ook zijn de investeringen uitgesloten die je voor 70% of meer verhuurt.
Investeer je in meer dan één onderneming? Door een arrest van de Hoge Raad moest de KIA voor jouw investeringen in alle ondernemingen samen worden toegepast. Het kabinet heeft alsnog duidelijk gemaakt dat vanaf 2021 de KIA per onderneming moet worden berekend en toegepast. Dit betekent dat een ondernemer die meerdere ondernemingen heeft, voor alle ondernemingen apart de KIA mag berekenen. De verduidelijking pakt meestal voordelig uit. Een investering van bijvoorbeeld €100.000 in één onderneming levert namelijk minder KIA op dan twee investeringen van €50.000 in twee aparte bedrijven.
Tip! Heb je meerdere ondernemingen, dan is het met het oog op een hogere KIA van belang de KIA per onderneming te berekenen en te claimen.
Vanaf 2022 gelden voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) hogere percentages. De percentages 13,5%, 27% en 36% worden vervangen door 27%, 36% en 45%. Dit zou kunnen betekenen dat het voordeliger is om een voorgenomen investering waarvoor je de MIA kunt aanvragen, uit te stellen tot 2022. Maar het is nog niet duidelijk of de bedrijfsmiddelen die voor de MIA in aanmerking komen, hiervoor ook volgend jaar in aanmerking komen en voor welk percentage.
De Milieulijst voor 2022 waarop de bedrijfsmiddelen vermeld worden die in 2022 voor de MIA in aanmerking komen, wordt namelijk pas eind december van dit jaar gepubliceerd. Houd deze publicatie dus goed in de gaten en beslis pas op het moment waarop een en ander duidelijk is over het moment van investeren. Voor de MIA is het moment van aangaan van de verplichting, meestal het moment waarop je de aankooporder ondertekent, beslissend voor het recht op de MIA. Om in aanmerking te komen voor de MIA, moet je jouw investering wel binnen drie maanden nadat jouw bv de investeringsverplichting is aangegaan, melden bij rvo.nl.
Heb je een bedrijfsmiddel verkocht en daarbij een boekwinst behaald, dan kun je de belastingheffing over de boekwinst uitstellen door een herinvesteringsreserve te vormen. Voorwaarde is dat je een herinvesteringsvoornemen hebt en ook houdt. Je kunt de herinvesteringsreserve in stand houden gedurende maximaal drie jaar na het jaar waarin je het bedrijfsmiddel hebt verkocht. Investeer je binnen deze termijn in een ander bedrijfsmiddel, dan boek je de herinvesteringsreserve af op de aanschafprijs van het nieuwe bedrijfsmiddel. Investeer je niet tijdig in een ander bedrijfsmiddel, dan valt de herinvesteringsreserve aan het einde van het derde jaar in de winst. Het is in veel gevallen voordelig om zo mogelijk een herinvesteringsreserve te vormen.
Voor het vormen en aanwenden van een herinvesteringsreserve gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde herinvesteringsvoornemen is van belang. Dit voornemen moet je op de balansdatum bestaan. Je kunt dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes op te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat je hierover goed informeren en adviseren.
Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die je in 2018 gevormd hebt, moet je vóór 31 december 2021 benutten. Doe je dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en ben je belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!
Let op! Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waar binnen je moet herinvesteren. De eerste is als vanwege de aard van het bedrijfsmiddel meer tijd nodig is. Denk bijvoorbeeld aan de investering in een chemische fabriek waarvoor diverse vergunningen nodig zijn. De tweede uitzondering is van toepassing als er bijzondere omstandigheden zijn, waardoor de aankoop is vertraagd. Er moet in dat geval wel een begin van uitvoering met de aankoop gemaakt zijn. Ook zal je de vertragende factoren desgewenst aannemelijk moeten maken.
Let op! Door de staatssecretaris van Financiën is bekendgemaakt dat de huidige coronacrisis doorgaans als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt kan worden. Bovendien is toegezegd dat de Belastingdienst hiermee ruimhartig zal omgaan. Heb je de afgelopen jaren een HIR gevormd en heb je een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat je, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat verder uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en je de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kunt afboeken. Laat bij grote belangen jouw adviseur het uitstel met de Belastingdienst afstemmen.
Beoordeel of jouw ondernemingsverlies uit het verleden nog tijdig kan worden verrekend. Jouw ondernemingsverlies in de inkomstenbelasting kun je verrekenen met positieve inkomsten in box 1 uit de drie voorafgaande jaren en de negen volgende jaren.
Tip! Dreigt jouw verlies uit het verleden verloren te gaan vanwege het verlopen van de termijn? Beoordeel dan of er mogelijkheden zijn om jouw winst dit jaar te verhogen. Je kunt bijvoorbeeld bepaalde uitgaven uitstellen of omzetten eerder realiseren. Een in januari geplande verkoop van een bedrijfsmiddel wordt dan wellicht in december extra aantrekkelijk. Overleg met jouw adviseur over de mogelijkheden.
Liquiditeiten met een laag rendement, zoals jouw bedrijfsbankrekening, kun je het best pas na 31 december overbrengen naar privé. Op die manier voorkom je de relatief hoge belasting in box 3.
Andersom is het verstandig om noodzakelijke liquiditeiten vanuit privé vóór 31 december van dit jaar over te maken naar jouw bedrijfsrekening. Als voorwaarde voor liquide middelen in de onderneming geldt dat ze niet duurzaam overtollig mogen zijn. Je moet dus aannemelijk kunnen maken dat je de banksaldi nodig hebt voor de onderneming (voor investeringen of als buffer om verplichtingen na te kunnen komen). Dit zorgt voor een hoger ondernemingsvermogen, wat ook van belang is voor dotatie aan de fiscale oudedagsreserve.
Let op! Pas op voor de antimisbruikmaatregelen tegen box-hoppen. Vermogen dat voor 1 januari vanuit box 3 naar de onderneming wordt overgebracht én dat niet langer dan zes aaneengesloten maanden binnen deze box wordt gebruikt, rekent de fiscus toe aan beide boxen. Dubbel belasting betalen is het gevolg. Voor vermogen dat langer dan drie maanden, maar minder dan zes maanden van box is verwisseld, hoef je geen dubbele belasting te betalen als je zakelijke motieven kunt bewijzen.
Staak je jouw onderneming in 2021? Voorkom dan directe afrekening door de stakingswinst om te zetten in een lijfrente. Betaal je de premie in 2022, dan is de lijfrente nog aftrekbaar in 2021, mits deze vóór 1 juli 2022 is betaald. Op dezelfde wijze is het ook mogelijk om de oudedagsreserve (FOR) om te zetten in een lijfrente.
Let op! Een betaalde lijfrentepremie vermindert de te betalen belasting, maar niet de te betalen Zvw-premie. Over de te zijner tijd te ontvangen uitkering betaal je ook premie Zvw. Om dubbele heffing te voorkomen, heeft de Hoge Raad al beslist dat wanneer voor de FOR een lijfrente wordt gekocht, het aankoopbedrag van de lijfrente het premie-inkomen voor de Zvw verlaagt. Er lopen nu ook beroepsprocedures of de aftrek op het premie-inkomen Zvw ook geldt voor een stakingslijfrente. De afloop hiervan is nog niet bekend.
Heb je een stakingslijfrente gestort? Overleg met jouw adviseur of het zinvol is om tijdig bezwaar te maken tegen de aanslag premie Zvw, om zo jouw rechten veilig te stellen bij een goede afloop van de procedures.
Als ondernemer in de inkomstenbelasting kun je de hoogte van de winst op het einde van het jaar voor een deel zelf beïnvloeden. Denk bijvoorbeeld aan al dan niet versneld afschrijven voor starters en toepassing van de Vamil (op milieu-investeringen), doteren aan de oudedagsreserve of aan het al dan niet vormen van voorzieningen en reserves.
Houd bij deze beslissingen ook rekening met jouw eventuele recht op toeslagen, nu en in de toekomst. Heb je bijvoorbeeld dit jaar geen recht op toeslagen, maar volgend jaar wel omdat je dan een huurwoning betrekt of gebruik gaat maken van kinderopvang, dan kun je waarschijnlijk beter pas volgend jaar jouw winst verlagen. Uiteraard alleen als het verschil de moeite waard is en je het je financieel kunt veroorloven.
Let op! Stel dat je door het (uiteraard geoorloofd) schuiven met inkomsten en/of aftrekposten jouw winst volgend jaar met €10.000 kunt verlagen waardoor jouw inkomen geen €35.000 bedraagt, maar €25.000 en dat je volgend jaar ook een huurwoning betrekt en voor twee kinderen kinderopvang afneemt, dan kan je dit zomaar ruim €4.700 aan extra toeslagen schelen.
Werkt jouw partner mee in jouw onderneming en valt diegene in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met jouw partner. Je betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt jouw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van jouw partner in schijf 1 (37,07% in 2022), dan behaal je een tariefvoordeel. Maar de gezamenlijk te betalen belasting wordt ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan jouw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. De bijtelling verdelen is met name voordelig als jouw partner een inkomen heeft tot ongeveer €20.000. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert.
Let op! Een verdeling is fiscaal aanvaardbaar als aannemelijk is dat jouw partner de auto ook gebruikt voor de werkzaamheden in het bedrijf en privé.
De eerste schijf van de vennootschapsbelasting met een tarief van 15% wordt in 2022 verlengd. Het lage tarief geldt in 2021 voor de eerste €245.000 winst, maar vanaf 2022 voor de eerste €395.000 winst. Valt de winst van jouw bv dit jaar hoger uit dan €245.000? Dan is het vaak voordelig om kosten van jouw onderneming naar voren te halen en opbrengsten uit te stellen. Denk bijvoorbeeld aan de kostenegalisatiereserve, de herinvesteringsreserve, voorzieningen en aan vervroegd afschrijven. Op deze manier blijft jouw winst wellicht zowel dit jaar als volgend jaar slechts belast tegen een tarief van 15%. Daarnaast wordt het tarief van 25% per 2022 verhoogd naar 25,8%.
Jaar | Tarief eerste schijf | Lengte eerste schijf | Tarief tweede schijf |
2020 | 16,5% | €200.000 | 25% |
2021 | 15% | €245.000 | 25% |
2022 | 15% | €395.000 | 25,8% |
Tip! Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkomt u de betaling van belastingrente, die vanwege de coronacrisis verlaagd is naar 4%, terwijl u bij een teruggave voorkomt dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst. Houd er rekening mee dat de belastingrente voor de vennootschapsbelasting vanaf 2022 weer 8% bedraagt.
Zijn jouw bv’s op dit moment gevoegd in een fiscale eenheid voor de Vpb, houd deze dan eens tegen het licht. De fiscale eenheid betaalt vennootschapsbelasting over het geheel van winsten van de gevoegde bv’s. Gezien het toenemende verschil tussen het lage en het hoge tarief wordt het verbreken van de fiscale eenheid interessanter. Het tariefverschil bedraagt vanaf 2021 immers 10,8%-punt (15% respectievelijk 25,8%) en heeft vanaf 2022 betrekking op de eerste €395.000 winst. Na verbreking van de fiscale eenheid kan elke bv voor zich het tariefsopstapje benutten.
Ook als er plannen zijn om een deelneming te verkopen in 2022 is ontvoeging van de deelneming uit de fiscale eenheid voor de Vpb per 1 januari 2022 de moeite waard. Dit voorkomt een extra fiscaal boekjaar in 2022.
Let op! Het verbreken van een fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting kan niet met terugwerkende kracht plaatsvinden. Als verbreking per 2022 gewenst is, moet het verzoek hiertoe vóór 1 januari 2022 zijn ontvangen door de Belastingdienst.
Weeg alle voor- en nadelen van de fiscale eenheid voor de vennootschapsbelasting goed af voor je besluit tot verbreking over te gaan. Wees ook alert op mogelijke onbedoelde gevolgen bij verbreking. Zo moet je wellicht belasting betalen over vermogensverschuivingen tussen de bv’s in de afgelopen zes jaar.
Vanaf 2022 verandert de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting. De veranderingen zijn als volgt:
De verrekening wordt beperkt tot maximaal €1 miljoen plus 50% van de belastbare winst. Bij een winst van €2 miljoen kan dus €1,5 miljoen verrekend worden. Dit geldt zowel voor voorwaartse als achterwaartse verliesverrekening.
Let op! Zijn er in het verleden verliezen geleden groter dan €1 miljoen, beoordeel dan in hoeverre deze verliezen nog in 2021 verrekend kunnen worden. Immers, vanaf 2022 moet meer winst gemaakt worden om deze verliezen te kunnen verrekenen!
De achterwaartse verliesverrekening blijft één jaar. In ruil voor de beperking wordt de voorwaartse verliesverrekening onbeperkt in tijd in plaats van de huidige zes jaar. Dit geldt ook voor alle verliezen die per 2022 nog verrekenbaar zijn. Dat zijn (door overgangsrecht) alle verliezen vanaf 2013.
Let op! Dat betekent dat verliezen uit 2012 alleen nog in 2021 kunnen worden verrekend. Als sprake is van een verlies uit 2012 dat dreigt te verdampen, ga dan na of het mogelijk is de winst in 2021 zodanig te verhogen, bijvoorbeeld via afstoting van een bedrijfsmiddel met boekwinst, dat het verlies uit 2012 nog kan worden verrekend.
Deze maatregel wordt gecombineerd met een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening, in plaats van de huidige zes jaar. Daarbij zijn de verliezen tot een bedrag van €1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar. Voor zover de belastbare winst hoger is dan €1 miljoen, worden die verliezen – voor zover zij meer bedragen dan €1 miljoen – slechts tot een bedrag van 50% van de belastbare winst boven €1 miljoen verrekend. Bij een bv met een winst van bijvoorbeeld €1,8 miljoen is dus slechts €1,4 miljoen beschikbaar (€1 miljoen + 50% van €800.000) voor verrekening van het verlies.
De wijzigingen met betrekking tot de voorwaartse verliesverrekening, zowel de verruiming naar een onbeperkte termijn als de beperking van de verrekening tot 50% van de belastbare winst van een jaar waarbij de verliezen tot €1 miljoen volledig verrekenbaar zijn, zijn van toepassing op verliezen die stammen uit boekjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2013, voor zover deze verliezen worden verrekend met belastbare winsten genoten in boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022.
Met betrekking tot jouw aanslag vennootschapsbelasting 2021 rekent de Belastingdienst vanaf 1 juli 2022 een rente van 8%! Voorkom belastingrente over 2021 en controleer of jouw voorlopige aanslag juist is. Is deze te laag, vraag dan zo snel mogelijk een nieuwe voorlopige aanslag aan, als de liquiditeitspositie dat toelaat. Zodra de omvang van de winst van jouw bv op het einde van het jaar min of meer bekend is, is ook duidelijk of het verstandig is een nieuwe voorlopige aanslag aan te vragen.
Let op! De belastingrente is tot 1 januari 2022 verlaagd naar 4% vanwege de coronacrisis.
Overigens is vanaf 2020 in de wet opgenomen dat geen belastingrente in rekening wordt gebracht als de aangifte vennootschapsbelasting wordt ingediend voor de eerste dag van de zesde maand na het tijdvak waarover de belasting wordt geheven (doorgaans 1 juni) en de belastingaanslag wordt vastgesteld overeenkomstig de ingediende aangifte.
Tip! Wijkt de winst af van de verwachtingen, vraag dan op tijd een nieuwe voorlopige aanslag Vpb aan. Hiermee voorkom je de belastingrente van 8% of, bij een teruggave, voorkom je dat dit bedrag renteloos uitstaat bij de Belastingdienst.
Als je investeert, heb je als ondernemer recht op de investeringsaftrek voor kleinschalige investeringen. Er geldt wel een aantal voorwaarden, waaronder een minimum investeringsbedrag. Dit bedrag is voor 2021 bepaald op €2.401. De KIA krijg je bovendien alleen voor investeringsgoederen waarop je moet afschrijven. Dit betekent dat het bedrijfsmiddel minstens €450 moet kosten. Investeer je in 2021 in totaal dus minstens voor €2.401 aan bedrijfsmiddelen die ieder minstens €450 kosten, dan heb je recht op de KIA.
Tip! Zit je dit jaar met jouw investeringen net onder de minimumgrens van €2.401, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen zodat je toch voor de KIA in aanmerking komt. Het kan 28% KIA opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.
Rondom de investeringsaftrek zijn een aantal zaken om rekening mee te houden: het moment van het aangaan van investeringsverplichtingen (geven opdracht, ondertekening offerte e.d.) in combinatie met de tabel van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Het percentage aan aftrek is in 2021 het hoogst als het totaal aan verplichtingen ligt tussen €2.400 en €59.170. Het plannen, en voor zover mogelijk het spreiden van investeringsverplichtingen, loont vaak de moeite.
Om de investeringsaftrek ook daadwerkelijk in de aangifte vennootschapsbelasting 2021 mee te mogen nemen, moet het bedrijfsmiddel in gebruik genomen zijn in 2021 óf er moet voldoende aanbetaald zijn. Anders schuift de aftrek door naar latere jaren. Afhankelijk van de verwachte winsten kan het aantrekkelijk zijn nog in 2021 een aanbetaling te doen. Let daarbij wel op risico’s bij faillissement van de leverancier.
Let op! Betaal in ieder geval 25% van een nog niet in gebruik genomen investering binnen twaalf maanden na het aangaan van de verplichting tot aankoop van het bedrijfsmiddel. Doe je dit niet, dan komt de hele investeringsaftrek te vervallen (tenzij sprake is van overmacht).
Let op! Soms mag je bedrijfsmiddelen willekeurig afschrijven, zoals sommige bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst staan. Heb je deze nog niet in gebruik genomen, dan kun je willekeurig afschrijven over maximaal het bedrag dat je in het jaar van investeren hebt betaald.
Heb je in de afgelopen vijf jaar (tussen 2017 en 2021) gebruikgemaakt van de investeringsaftrek en verkoop je het bedrijfsmiddel weer of ruil je het in, dan krijg je mogelijk te maken met de desinvesteringsbijtelling, waardoor je een gedeelte van de aftrek weer moet terugbetalen. Houd hier rekening mee en wacht met de desinvestering.
Let op! Niet alle bedrijfsmiddelen komen in aanmerking voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek. Zo zijn bedrijfsmiddelen met een investeringsbedrag van minder dan €450 uitgesloten, maar ook uitgesloten zijn bijvoorbeeld goodwill, grond, woonhuizen en personenauto’s die niet bestemd zijn voor beroepsvervoer.
Tip! Zit je dit jaar met jouw investeringen net onder de minimumgrens van €2.401, dan kan het lonend zijn een voorgenomen investering iets te vervroegen, zodat je toch voor de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek in aanmerking komt. Het kan 28% kleinschaligheidsinvesteringsaftrek opleveren over het totaal aan investeringsverplichtingen.
Vanaf 2022 gelden voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) hogere percentages. De percentages 13,5%, 27% en 36% worden vervangen door 27%, 36% en 45%. Dit zou kunnen betekenen dat het voordeliger is om een voorgenomen investering waarvoor je de MIA kunt aanvragen, uit te stellen tot 2022. Maar het is nog niet duidelijk of de bedrijfsmiddelen die voor de MIA in aanmerking komen, hiervoor ook volgend jaar in aanmerking komen en voor welk percentage.
De Milieulijst voor 2022 waarop de bedrijfsmiddelen vermeld worden die in 2022 voor de MIA in aanmerking komen, wordt namelijk pas eind december van dit jaar gepubliceerd. Houd deze publicatie dus goed in de gaten en beslis pas op het moment waarop een en ander duidelijk is over het moment van investeren. Voor de MIA is het moment van aangaan van de verplichting, meestal het moment waarop je de aankooporder ondertekent, beslissend voor het recht op de MIA. Om in aanmerking te komen voor de MIA, moet je jouw investering binnen drie maanden nadat jouw bv de investeringsverplichting is aangegaan, melden bij rvo.nl.
Voor het vormen en aanwenden van een herinvesteringsreserve gelden enkele voorwaarden. Met name het genoemde vervangingsvoornemen is van belang en moet op de balansdatum duidelijk zijn. Jouw bv kan dit aannemelijk maken door bijvoorbeeld offertes aan te vragen en advies in te winnen over een vervangend bedrijfsmiddel. Laat je hierover goed informeren en adviseren.
Tip! Stel je bepaalde vermogensbestanddelen ter beschikking aan bijvoorbeeld jouw bv? Dan mag je als terbeschikkingsteller ook een herinvesteringsreserve vormen.
Laat de termijn voor in het verleden gevormde herinvesteringsreserves niet verlopen. Een herinvesteringsreserve die jouw bv in 2018 gevormd heeft, moet de bv nog vóór 31 december 2021 benutten. Doet de bv dat niet, dan valt de herinvesteringsreserve vrij en is de bv belasting verschuldigd. Investeer daarom op tijd!
Let op! Er bestaan twee uitzonderingen op de termijn van drie jaar waar binnen jouw bv moet herinvesteren:
Let op! Door de staatssecretaris van Financiën is bekendgemaakt dat de huidige coronacrisis doorgaans als zo’n bijzondere omstandigheid aangemerkt kan worden. Bovendien is toegezegd dat de Belastingdienst hiermee ruimhartig zal omgaan. Heeft jouw bv de afgelopen jaren een HIR gevormd en is een begin van uitvoering gemaakt met herinvesteren, maar is dit vanwege de coronacrisis vertraagd? In de meeste gevallen zal dit dan betekenen dat jouw bv, na het derde jaar na vorming van de HIR, deze toch niet aan de winst hoeft toe te voegen. De HIR blijft dan in de boeken gereserveerd totdat uitstel van herinvesteren vanwege corona niet meer aannemelijk is en jouw bv de HIR op een nieuw bedrijfsmiddel kan afboeken. Op deze manier geniet jouw bv nog enige tijd van het rente- en liquiditeitsvoordeel.
Benut ook dit jaar jouw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel jouw resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die je in 2022 wilt vergoeden dan wel verstrekken, in 2021 kunnen worden vergoed dan wel verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaal je hem terug, bij ‘verstrekken’ koop je de zaak en geef je deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2021 over is, door te schuiven naar 2022.
Tip! Houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2021 is verruimd vanwege de coronacrisis. Tot een loonsom van €400.000 bedraagt de vrije ruimte dit jaar 3% en over het meerdere 1,18%.
Houd ook rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit is een lastig criterium, dat inhoudt dat jouw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding /verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Maar volgens een arrest van de Hoge Raad betekent het niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht. In de betreffende zaak ging het om aandelenpakketten.
Tip! Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van €2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen/ verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van €2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar diegene recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van €2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als je die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%.
Tip! Heb je geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kun je jezelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van €2.400. Staat jouw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook voor diegene. Dit is niet mogelijk als je gebruik hebt gemaakt van de loonkostensubsidie NOW 2 en volgende in het kader van de coronacrisis en jou een voorschot in de tegemoetkoming kreeg van €100.000 of meer, dan wel een definitieve tegemoetkoming van €125.000 of meer. Dit verbod op een bonus voor de dga en partner geldt ook onder NOW 1 als gebruik is gemaakt van de concernregeling. Verder geldt het verbod ook als je langer dan drie maanden bijzonder uitstel van betaling hebt gekregen.
Heb je meerdere bv’s, dan kun je binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort, de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Maar door de grotere vrije ruimte dit jaar vanwege de coronacrisis, is het gebruik van de concernregeling minder vaak voordelig. Als je de concernregeling toepast, kun je maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 3% over de eerste €400.000 van de loonsom. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en je hoeft jouw keuze pas ná 2021 te bepalen.
Tip! Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR indien deze positief voor jou uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.
Als dga moet je je een gebruikelijk loon van minimaal €47.000 (2021) toe te kennen. Je kunt dit gebruikelijk loon onder voorwaarden lager vaststellen dan €47.000. Er geldt namelijk een tegenbewijsregeling voor de hoofdregel dat het loon van een dga het hoogste van de volgende bedragen bedraagt:
Let op! Om het loon lager dan €47.000 vast te stellen, moet je aannemelijk maken dat het loon uit de meest vergelijkbare dienstbetrekking lager is dan €47.000. Lukt dat niet, dan bedraagt het gebruikelijk loon altijd minimaal €47.000.
Wordt jouw bv voor toepassing van de S&O-afdrachtvermindering in 2021 als starter aangemerkt, dan mag je jouw gebruikelijk loon vaststellen op het wettelijk minimumloon. Je kunt deze start-up regeling maximaal drie jaar toepassen. Ook starters mogen maximaal drie jaar lang uitgaan van een lager loon als de bv het gebruikelijk loon door het opstarten van de onderneming niet kan betalen, bijvoorbeeld omdat er veel is geïnvesteerd of de bv een lage cashflow heeft. Daarnaast mogen ook structureel verlieslijdende bv’s aan de dga een lager gebruikelijk loon toekennen.
Let op! In bovenstaande situaties kan zelfs een gebruikelijk loon worden toegekend dat lager is dan het minimumloon, als hiervoor zakelijke gronden bestaan. Dit is bijvoorbeeld het geval als de continuïteit van jouw bv in gevaar komt als de bv toch een gebruikelijk loon ter hoogte van het minimumloon zou uitbetalen.
Ben je dga van een bv die door de coronacrisis te maken heeft met een omzetdaling van minstens 30%, dan mag je jouw gebruikelijk loon als dga lager vaststellen. Dit kan zonder vooroverleg met de inspecteur.
Je moet wel aan de volgende voorwaarden voldoen:
Gebruikelijk loon 2021 = A x B/C
A = het gebruikelijk loon over 2019
B = de omzet (exclusief btw) over 2021
C = de omzet (exclusief btw) over 2019
Je mag ook aannemelijk maken dat het gebruikelijk loon lager moet zijn dan het loon volgens deze berekening. Bij twijfel of in bijzondere situaties kun je contact met ons opnemen.
Individualiseerbare kostenvergoedingen kun je in mindering brengen op het gebruikelijk loon. Het maakt niet uit of de kostenvergoedingen belast of onbelast zijn. Denk bijvoorbeeld aan een onbelaste vergoeding voor maaltijden of reiskosten. Ook de bijtelling vanwege privégebruik van de auto van de zaak telt mee voor het gebruikelijk loon. Bij een auto van bijvoorbeeld €60.000 en een bijtelling van 22%, kun je het gebruikelijk loon dus met €60.000 x 22% = €13.200 lager vaststellen.
Door de vermindering van het gebruikelijk loon, dat in 2021 minstens €47.000 dient te bedragen, betaal je als dga minder belasting in box 1.
Werkt jouw partner mee in jouw bv en valt diegene in een lagere belastingschijf? Dan kan het voordelig zijn de bijtelling voor de auto te delen met jouw partner. Je betaalt dan samen wellicht minder belasting. Valt jouw inkomen in de hoogste schijf (49,5%) en dat van jouw partner in schijf 1 (37,07% in 2022), dan behaal je een tariefvoordeel. Maar de gezamenlijk te betalen belasting wordt ook beïnvloed door de heffingskortingen. Het toedelen van een deel van de bijtelling aan jouw partner kan tot hogere, maar ook tot lagere heffingskortingen leiden. Bereken daarom vooraf of een verdeling van de bijtelling het gewenste voordeel oplevert.
Enkele heffingskortingen worden nog maar beperkt uitbetaald aan jouw partner. Het betreft de algemene heffingskorting, de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting. De afbouw van deze kortingen vindt al jaren plaats. Dit jaar kan jouw partner nog maar 13,33% van de kortingen uitbetaald krijgen op voorwaarde dat je wel voldoende belasting betaalt, vanaf 2023 helemaal niets meer. Degenen die voor 1 januari 1963 geboren zijn, hebben geen last van de beperkte overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting, wel van de beperkingen inzake de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting.
Hoe kun je het verlies aan heffingskorting opvangen? Heeft jouw partner geen of onvoldoende eigen inkomsten, maar heb je wel inkomsten uit aanmerkelijk belang, dan kun je hiermee het verlies aan heffingskortingen opvangen. Door bijvoorbeeld voor 31 december 2021 dividend uit te keren vanuit jouw bv’s en dit inkomen in de aangifte aan jouw partner toe te delen, kunnen de heffingskortingen toch worden benut.
Tip! Je kunt vermogensrendementsheffing (box 3) voorkomen door het uit te keren dividendbedrag weer als agio terug te storten in box 2.
Dividend uitkeren om louter belasting in box 2 te besparen, is vaak niet aan te raden. Dat wordt anders als het rendement toeneemt of als je over weinig vermogen in privé beschikt. Áls je besluit om dividend uit te keren, is het belangrijk goed na te denken over de timing in verband met de peildatum in box 3 en het benutten van heffingskortingen bij jezelf of jouw partner. Laat jouw fiscaal adviseur doorrekenen wat in jouw situatie het voordeligst is.
Bezit je veel vermogen in privé, dan betaal je hierover in box 3 belasting. Deze belasting loopt op naarmate je over meer vermogen beschikt. In 2022 betaal je over het gedeelte van het belastbaar vermogen boven €1.000.000 per 1 januari 2022 zelfs 1,71% belasting, ongeacht het behaalde rendement.
Tip! Het kan bij een hoog privévermogen lonend zijn om een deel hiervan over te brengen naar de bv, vooral als dit vermogen relatief laag rendeert. Dit kan via een kapitaalstorting aan jouw bv. Op deze manier betaal je minder belasting in box 3.
Werkgevers die werknemers in dienst hebben met een loon tussen 100% en 125% van het wettelijk minimumloon (WML), krijgen een tegemoetkoming in de vorm van het lage-inkomensvoordeel (LIV). Je krijgt het LIV alleen voor werknemers met minimaal 1.248 verloonde uren per jaar. Het gaat daarbij om alle uitbetaalde uren, dus ook uren waarvoor niet gewerkt wordt. Denk aan betaald verlof, ziekte, overwerk en uitbetaalde verlofuren.
Tip! Ga na voor welke werknemers je op grond van het uurloon het loonkostenvoordeel zou kunnen ontvangen. Ga vervolgens na of zij het minimaal vereiste aantal uren werken. Zitten ze net onder de grens, dan kan het lonend zijn het aantal uren te verhogen. Zelfs als je jouw werknemer extra betaald verlof zou geven, tellen de uren mee en kun je het loonkostenvoordeel wellicht toch binnenhalen.
Tip! Is het uurloon te hoog, dan kun je in plaats van loon wellicht gebruikmaken van alternatieven. Denk daarbij aan onbelaste kostenvergoedingen en het onderbrengen van belast loon in de werkkostenregeling. Dit loon telt namelijk niet mee voor de bepaling van het LIV.
Voor jongeren van 18 t/m 20 jaar geldt een lagere tegemoetkoming in de vorm van het jeugd-LIV. De bedragen voor 2021 vind je in onderstaande tabel. De eis van minstens 1.248 verloonde uren geldt niet voor het jeugd-LIV.
Leeftijd op 31-12-2020 | Jeugd-LIV per uur | Maximum jeugd-LIV per jaar |
18 jaar | €0,07 | €135,20 |
19 jaar | €0,08 | €166,40 |
20 jaar | €0,30 | €613,60 |
Benut ook dit jaar jouw mogelijkheden binnen de werkkostenregeling. Beoordeel jouw nog resterende vrije ruimte en bekijk of zaken die je in 2022 wilt vergoeden dan wel verstrekken, in 2021 kunnen worden vergoed dan wel verstrekt (bij ‘vergoeden’ koopt de werknemer de zaak en betaal je hem terug, bij ‘verstrekken’ koop je de zaak en geef je deze aan de werknemer). Het is namelijk niet mogelijk om de vrije ruimte die in 2021 over is, door te schuiven naar 2022.
Tip! Houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2021 is verruimd vanwege de coronacrisis. Tot een loonsom van €400.000 bedraagt de vrije ruimte dit jaar 3% en over het meerdere 1,18%.
Houd ook rekening met het gebruikelijkheidscriterium. Dit is een lastig criterium, dat inhoudt dat jouw vergoedingen en verstrekkingen niet in de vrije ruimte kunnen worden ondergebracht als deze op zichzelf ongebruikelijk zijn en/of de omvang van de vergoeding / verstrekking ongebruikelijk is. Ongebruikelijk betekent in dit verband een afwijking van 30% of meer van wat in vergelijkbare omstandigheden gebruikelijk is. Maar volgens een arrest van de Hoge Raad betekent het niet dat alleen zakelijke vergoedingen en verstrekkingen in de werkkostenregeling kunnen worden ondergebracht. In de betreffende zaak ging het om aandelenpakketten.
Tip! Maak gebruik van de doelmatigheidsmarge van €2.400 per persoon per jaar. Tot dit bedrag beschouwt de Belastingdienst de vergoedingen / verstrekkingen in ieder geval als gebruikelijk. Het bedrag van €2.400 geldt in alle redelijkheid, dus bijvoorbeeld niet voor zover het loon van de werknemer lager is dan de bedragen waar diegene recht op heeft volgens de Wet op het minimumloon of als stagiair. Overigens betekent dit niet dat het bedrag van €2.400 per definitie onbelast is. Het bedrag telt ‘gewoon’ mee voor de vrije ruimte en als je die vrije ruimte overschrijdt, betekent dat een extra heffing van 80%.
Tip! Heb je nog geen andere belaste vergoedingen of verstrekkingen gehad, dan kun je jezelf dit jaar als dga bijvoorbeeld ook een eindejaarsbonus geven van €2.400. Staat jouw partner ook op de loonlijst, dan geldt dit ook diegene. Dit is niet mogelijk als je gebruik hebt gemaakt van de loonkostensubsidie NOW 2 en volgende in het kader van de coronacrisis en je een voorschot in de tegemoetkoming kreeg van €100.000 of meer, dan wel een definitieve tegemoetkoming van €125.000 of meer. Dit verbod op een bonus voor de dga en partner geldt ook onder NOW 1 als gebruik is gemaakt van de concernregeling. Verder geldt het verbod ook als je langer dan drie maanden bijzonder uitstel van betaling hebt gekregen.
Heb je meerdere bv’s, dan kun je binnen de werkkostenregeling (WKR) de concernregeling toepassen. Door de concernregeling kan een bv die tot een concern behoort de ongebruikte vrije ruimte van een andere bv binnen hetzelfde concern benutten. Maar door de grotere vrije ruimte dit jaar vanwege de coronacrisis, is het gebruik van de concernregeling minder vaak voordelig. Als je de concernregeling toepast, kun je namelijk maar één keer profiteren van de extra vrije ruimte van 3% over de eerste €400.000 van de loonsom. Het gebruik van de concernregeling is optioneel en je hoeft jouw keuze pas ná 2021 te bepalen.
Tip! Maak alleen gebruik van de concernregeling binnen de WKR als deze positief voor jou uitpakt. Houd er hierbij rekening mee dat de concernregeling alleen geldt voor bv’s, nv’s en stichtingen en dat een belang van minimaal 95% gedurende het gehele jaar vereist is.
Geef bij dreigende overschrijding van de vrije ruimte in plaats van een kerstpakket eens een nieuwjaarsgeschenk. En een bedrijfsfeestje is begin 2022 misschien net zo gezellig als eind 2021. Omdat deze verstrekkingen dan in 2022 plaatsvinden, komen ze ook ten laste van de vrije ruimte in 2022.
Let op! Bedenk wel dat schuiven alleen zin heeft als je in 2022 niet met dezelfde dreigende overschrijding van de vrije ruimte te maken krijgt en houd er rekening mee dat de vrije ruimte in 2022 aanmerkelijk geringer is.
Let op! Gaat de borrel binnenshuis gepaard met een maaltijd, dan komt voor de maaltijd wel het forfaitaire bedrag van €3,35 per werknemer ten laste van de vrije ruimte. Maar dit is altijd aanmerkelijk minder dan de werkelijke waarde van een maaltijd buiten de deur, die anders ten laste van jouw vrije ruimte was gekomen.
Bij onvrijwillig ontslag van een werknemer ben je een transitievergoeding verschuldigd. De hoogte ervan is afhankelijk van het aantal jaren dat de werknemer bij jou in dienst is geweest en de hoogte van het salaris. De transitievergoeding bedraagt in 2021 maximaal €84.000 of een bruto jaarsalaris als dit meer is.
Zijn er voldoende aanwijzingen dat je op niet al te lange termijn een of meer werknemers moet ontslaan, dan kun je een voorziening vormen voor een transitievergoeding. Op deze manier kun je nu al rekening houden met de kosten van een transitievergoeding die zich pas in de toekomst zullen voordoen. De hoogte van de voorziening moet je afstemmen op de te verwachten kosten en de te verwachten termijn waarop deze kosten zich zullen voordoen.
Let op! Er moet een redelijke mate van zekerheid bestaan dat de transitievergoeding betaald moet worden. Je zult dit aannemelijk moeten maken, bijvoorbeeld door aan te tonen dat een reorganisatie – bijvoorbeeld vanwege de coronacrisis – op termijn niet is te voorkomen.
Werkgevers kunnen hun werknemers een vaste, belastingvrije vergoeding geven voor de kosten van het woon-werkverkeer. Indien jouw werknemers een vaste reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer krijgen, dan hoef je die vanwege de coronacrisis niet aan te passen. Tot en met 31 december 2021 mag je blijven uitgaan van de feiten waarop de vaste vergoeding was gebaseerd. Voorwaarde hierbij is wel dat het recht op de vaste vergoeding uiterlijk vaststond op 12 maart 2020.
Dit betekent dat een vergoeding voor reiskosten voor thuiswerkers vanaf 1 januari 2022 dan belast loon is. De werknemer houdt dan netto minder over en jij als werkgever moet premies werknemersverzekeringen en Zorgverzekeringswet afdragen.
Je kunt op het afschaffen van de faciliteit op verschillende manieren inspelen. Zo kun je de vergoeding afschaffen of verminderen, maar je kunt ook de belasting voor jouw rekening nemen door de vergoeding te bruteren. Dit is een relatief dure optie. Daarom is het vaak voordeliger in plaats hiervan de vergoeding onder te brengen in de werkkostenregeling.
Let op! Breng je de vergoeding onder in de WKR, dan moet je aannemelijk maken dat de vergoeding voldoet aan het gebruikelijkheidscriterium en dus niet meer dan 30% afwijkt van wat in soortgelijke situaties aan vergoeding wordt verstrekt.
Je kunt vanaf 2022 wel gebruikmaken van de nieuwe faciliteit inzake thuiswerken. Hierdoor kun je thuiswerkende werknemers een onbelaste vergoeding geven van €2 per dag. Maar je kunt op één dag niet zowel een onbelaste reiskostenvergoeding voor het woon-werkverkeer geven als de thuiswerkvergoeding.
Van de vergoeding van €2 per dag is €0,95 aan te merken als ‘gemengde kosten’ en dus slechts beperkt aftrekbaar. Voor werkgevers in de inkomstenbelasting in beginsel voor 80%, voor werkgevers in de vennootschapsbelasting in beginsel voor 73,5%.
Let op! Je kunt in 2021 nog een vaste reiskostenvergoeding verstrekken die gebaseerd is op 214 werkdagen per jaar, als de werknemer ten minste 128 dagen per jaar naar de vaste werkplek reist. Deze regeling wordt in 2022 versoberd, wat erop neerkomt dat de vaste reiskostenvergoeding bij minder reisdagen naar rato berekend moet worden. Per saldo betekent dit dat de nieuwe thuiswerkregeling in combinatie met de bestaande vaste reiskostenvergoeding alleen gunstig uitvalt voor werknemers die minder dan 6 kilometer van het werk wonen.
Werkgevers die innovatieve activiteiten verrichten, kunnen via de WBSO een fiscale tegemoetkoming krijgen in de vorm van een percentage van de gemaakte kosten. Deze kosten bestaan uit de direct toerekenbare salariskosten plus de overige toerekenbare kosten van innovatie.
Als je innovatieve activiteiten gaat uitvoeren, kun je de WBSO vooraf online aanvragen bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl). Aanvragen kan in vier periodes per jaar.
Let op! Aanvragen voor de eerste periode van 2022 moeten uiterlijk 20 december 2021 bij RVO binnen zijn.
Het percentage aan bijtelling voor de auto van de zaak geldt gedurende een termijn van maximaal 60 maanden. Daarna is het dan geldende percentage van toepassing. Heb je een elektrische auto van de zaak die in 2017 op kenteken is gezet, houd er dan rekening mee dat de lage bijtelling van 4% over de hele cataloguswaarde in 2022 verloopt. Vanaf dat moment geldt voor die auto een bijtelling van 16% tot een cataloguswaarde van €35.000.
Tip! Krijgt de auto een (fors) hogere bijtelling, dan is het wellicht voordeliger deze in privé te gaan rijden. Deze optie bestaat voor dga’s en overige werknemers, maar niet voor de ondernemer in de inkomstenbelasting. Als je ondernemer bent in de inkomstenbelasting, moet je een bijzondere reden hebben om de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen.
Bij overname van de auto in privé vervalt de bijtelling, moeten alle autokosten privé betaald worden en kan voor zakelijke kilometers, inclusief woon-werkverkeer, een belastingvrije vergoeding van €0,19/km worden gegeven.
Tip! Wordt de bijtelling voor jou in 2022 fors hoger, dan kun je ook overwegen de auto vanaf 1 januari 2022 aantoonbaar nog maximaal 500 kilometer privé te gebruiken en zo de bijtelling voorkomen.
Als je van plan bent binnenkort een elektrische auto aan te schaffen, is het raadzaam dit nog voor het einde van 2021 te doen. De reden is dat de bijtelling bij privégebruik van zakelijke elektrische auto’s het komende jaar gaat stijgen. Bovendien wordt deze hogere bijtelling het komende jaar berekend over een lagere maximale cataloguswaarde. Boven dit maximum betaal je over het meerdere belasting over de gewone bijtelling van 22%. Je kunt dit dus nog vijf jaar lang voorkomen door nog in 2021 een nieuwe elektrische auto aan te schaffen. Vanaf 2026 wordt de elektrische auto hetzelfde belast als een normale auto, dus 22% bijtelling over de gehele cataloguswaarde:
Jaar eerste toelating | Bijtelling bij privégebruik | Tot deel van de cataloguswaarde | Bijtelling voor het deel daarboven |
2021 | 12% | €40.000 | 22% |
2022 | 16% | €35.000 | 22% |
2023 t/m 2024 | 16% | €30.000 | 22% |
2025 | 17% | €30.000 | 22% |
De lage bijtelling geldt voor een periode van 60 maanden vanaf de datum van eerste toelating.
Tip! Overweeg om de auto over te brengen naar privé en zakelijke kilometers te declareren tegen €0,19/km. Als je ondernemer bent in de inkomstenbelasting, moet je een bijzondere reden hebben om de auto voortaan tot het privévermogen te rekenen.
Tip! Wordt de bijtelling voor jou in 2022 fors hoger, dan kun je ook overwegen de auto vanaf 1 januari 2022 aantoonbaar nog maximaal 500 kilometer privé te gebruiken en zo de bijtelling voorkomen.
Particulieren die een elektrische auto aanschaffen, kunnen hiervoor subsidie krijgen. De subsidie bedraagt in 2022 €3.350 voor nieuwe elektrische auto’s en €2.000 voor occasions. Voor de subsidie geldt wel een aantal voorwaarden. Zo moet de catalogusprijs van de auto liggen tussen €12.000 en €45.000 en moet de actieradius minstens 120 kilometer zijn.
De subsidie is alleen bestemd voor particulieren, wat betekent dat de auto niet tot het ondernemingsvermogen mag behoren. Ondernemers kunnen de subsidie dus alleen krijgen als ze de auto in privé aanschaffen. In dat geval kan men voor zakelijke kilometers €0,19/km ten laste van de winst brengen.
De subsidie kan online worden aangevraagd bij de Rijksdienst voor ondernemend Nederland. Dit kan pas nadat je de koop- of leaseovereenkomst heeft gesloten. Je kunt de subsidie alleen verkrijgen als de elektrische auto bij een erkend bedrijf wordt aangeschaft. Dit om fraude bij handel tussen particulieren te voorkomen.
Let op! De subsidie voor elektrische auto’s voor 2021 is al niet meer beschikbaar. Gelet op de populariteit van de regeling, is het raadzaam volgend jaar de subsidie op een nieuwe elektrische auto zo snel mogelijk in januari 2022 aan te vragen. De subsidie op een gebruikte elektrische auto is minder populair, maar was in 2021 ook in augustus al niet meer beschikbaar. Wacht dus met het aanvragen van een subsidie voor een gebruikte elektrische auto niet te lang.
Schaf je nog in 2021 een milieuvriendelijke auto aan, dan kom je mogelijk in aanmerking voor de milieu-investeringsaftrek (MIA). De MIA geldt voor elektrische auto’s, voor waterstofpersonenauto’s en voor zonnecelpersonenauto’s met een CO2-uitstoot van 0 gr/km. Voor waterstofpersonenauto’s geldt ook de VAMIL (willekeurige afschrijving van 75% van de aanschaffingskosten). Er gelden verschillende aftrekpercentages en er zijn maxima gesteld aan de in aanmerking te nemen investeringsbedragen.
Soort auto | MIA % | Maximaal in aanmerking te nemen investeringsbedrag | VAMIL |
Elektrische auto
(CO2-uitstoot = 0) |
13,5% | €40.000 | Nee |
Waterstof personenauto
(CO2-uitstoot = 0) |
36% | €75.000 | Ja |
Zonnecel personenauto | 36% | €75.000 | Nee |
Let op! In 2021 kun je voor maximaal 10 elektrische auto’s in aanmerking komen voor de MIA.
De percentages van de MIA worden in 2022 verhoogd naar 27%, 36% en 45%. Maar het is nog niet bekend of de MIA en VAMIL ook in 2022 gaan gelden voor de milieuvriendelijke auto en welk percentage dan gaat gelden, omdat de nieuwe milieulijsten voor de MIA 2022 pas eind 2021 bekend worden gemaakt.
Ook voor de oplaadpaal van de elektrische auto op eigen terrein en voor eigen gebruik geldt in 2021 nog de MIA. Het aftrekpercentage voor de oplaadpaal bedraagt 36%. Daarnaast mag op deze laadpaal voor 75% willekeurig afgeschreven worden (VAMIL). Laadpalen waarvan de investeringskosten minder dan €2.500 bedragen, komen niet in aanmerking voor de MIA/VAMIL, tenzij deze samen met de elektrische auto worden aangemeld.
Let op! Om in aanmerking te komen voor de MIA en VAMIL, moet je jouw investering binnen drie maanden nadat je de investeringsverplichting bent aangegaan, melden bij rvo.nl. Ben je te laat, dan kom je niet meer in aanmerking voor de aftrek!
Per 1 januari 2017 bestaat een schenkingsvrijstelling voor de eigen woning. Voor 2021 bedraagt deze vrijstelling €105.302. Deze vrijstelling kan onder voorwaarden gespreid over drie opeenvolgende jaren benut worden. Als de ontvanger van de schenking deze gebruikt voor aflossing van de schuld inzake de eigen woning, kan hierdoor de boeterente misschien (deels) worden voorkomen. De geschonken bedragen moeten uiterlijk in het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin de eerste schenking is gedaan, worden gebruikt voor de eigen woning. Voorwaarde voor de vrijstelling is dat de begunstigde tussen 18 en 40 jaar moet zijn. Als de schenking gespreid plaatsvindt, moet op alle momenten aan deze voorwaarde worden voldaan.
Degene die de schenking ontvangt, moet deze gebruiken voor de eigen woning. Het gaat om de verwerving of verbouwing van een eigen woning, de afkoop van rechten van erfpacht, opstal of beklemming met betrekking tot die woning en de aflossing van de eigenwoningschuld of de restschuld na verkoop van de eigen woning. De vrijstelling is niet beperkt tot schenkingen tussen ouders en kind. Hierdoor kan ook buiten de gezinssituatie gebruik worden gemaakt van de vrijstelling.
Tip! De schenking leidt bij jou tot een lager belastbaar vermogen in box 3. Schenk je nog in 2021, dan bespaar je in 2022 belasting in box 3.
Als je geen hypotheekrente in aftrek brengt, hoef je slechts een gering deel van het eigenwoningforfait bij te tellen. Om die reden kan het verstandig zijn om een lage hypotheekschuld af te lossen. Bijkomend voordeel is dat hiermee ook jouw box 3-vermogen lager wordt en je dus minder belasting in box 3 betaalt. Uiteraard moet je dan wel zorgen dat je uiterlijk 31 december 2021 aflost.
Let op! Deze regeling wordt vanaf 2019 over een periode van dertig jaar geleidelijk afgeschaft. Jouw voordeel zal dus per jaar kleiner worden en uiteindelijk verdwijnen.
Let op! Bedenk vooraf of je mogelijk op een later moment geen ander bestedingsdoel heeft voor het voor de aflossing gebruikte box 3-vermogen. Als je later opnieuw een hypotheek voor jouw woning afsluit, is de rente niet meer aftrekbaar.
Betaal je slechts weinig hypotheekrente en heb je een behoorlijk vermogen in box 3, dan loont het vaak de moeite jouw hypotheek onder te brengen in box 3 in plaats van box 1. Je mist hierdoor enerzijds de aftrek van hypotheekrente, maar dat voordeel wordt vanaf 2023 gemaximeerd op 37,05%. Het voordeel anderzijds is dat jouw vermogen in box 3 afneemt met het bedrag van de hypothecaire schuld. Hierover bespaar je belasting in box 3. Bij een belastbaar vermogen van meer dan €1 miljoen bespaar je 1,71% van jouw hypothecaire schuld aan belasting. Bij een vermogen tussen €100.000 en €1.000.000 is de besparing nog altijd 1,35%. Deze voordelen wegen veelal op tegen het genoemde nadeel van de niet meer aftrekbare hypotheekrente.
Let op! Je kunt jouw hypotheek niet zomaar naar box 3 overhevelen. Wel kun je niet langer de fiscale eisen voor aftrek naleven, zodat de hypothecaire lening automatisch naar box 3 verhuist. Met name bij hypotheken van ná 1 januari 2013 is dit vrij eenvoudig te realiseren, bijvoorbeeld door met jouw bank overeen te komen dat je jouw hypotheek niet in 30 jaar aflost, maar in 31 jaar. Wij adviseren je graag over alle mogelijkheden.
Met rentemiddeling wordt bedoeld dat je jouw huidige rentevaste periode openbreekt en dat je andere afspraken maakt met jouw hypotheekverstrekker. Dit kan zonder dat ineens de boeterente vanwege vervroegd aflossen betaald hoeft te worden. Bij rentemiddeling is de boeterente namelijk niet ineens verschuldigd, maar wordt uitgesmeerd over de nieuwe rentevastperiode. Hiermee wordt een lagere hypotheekrente ineens bereikbaar voor een veel grotere groep. Onderzoek daarom of in jouw situatie rentemiddeling een mogelijkheid is.
De boeterente bij rentemiddeling is eveneens aftrekbaar. Naast de boeterente kan het rentepercentage ook verhoogd worden met andere opslagen die geen verband houden met de boeterente. Bijvoorbeeld een opslag voor het risico van vroegtijdig aflossen van de hypotheekschuld. Deze andere opslagen, boven op de hypotheekrente en de boeterente, mogen in totaal niet hoger zijn dan 0,2%. In dat geval is sprake van renteaftrek voor de andere opslagen.
Tip! Het tarief waartegen de (boete)rente in aftrek kan worden gebracht, wordt afgebouwd tot 37,05% (2023). In 2021 is de rente maximaal aftrekbaar tegen 43%. Door dit jaar een lening over te sluiten en de boeterente te betalen, kan mogelijk een fiscaal voordeel worden behaald ten opzichte van de rentemiddeling.
Let op! Als het percentage van de andere opslagen hoger is dan 0,2%, kan over de gehele andere opslag geen rente worden afgetrokken. Je moet dan de betaalde rente herrekenen naar de rente die je mag aftrekken als betaalde hypotheekrente.
Valt jouw inkomen in 2022 in een lager tarief dan in 2021 en/of wil je jouw box 3-vermogen verlagen, dan is het wellicht financieel aantrekkelijk om in 2021 jouw hypotheekrente vooruit te betalen. Jouw hypotheekrente wordt in 2021 dan nog afgetrokken tegen het hogere tarief en jouw box 3-vermogen zal per 1 januari 2022 lager zijn. Ga wel bij jouw bank na of dit kan en wat de voorwaarden en kosten zijn.
Let op! Je mag maximaal de in 2021 vooruitbetaalde hypotheekrente van het eerste halfjaar van 2022 in 2021 in aftrek brengen.
Let op! Trek je de hypotheekrente in 2021 af tegen het tarief van de hoogste schijf, dan behaal je in ieder geval voordeel. Het maximum waartegen je de hypotheekrente mag aftrekken, wordt in 2022 namelijk verder verlaagd van 43 naar 40%. De aftrek van hypotheekrente en andere aftrekposten zal worden afgebouwd naar 37,05% in 2023.
Verkoop je jouw eigen woning, dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris voor 1 januari 2022 plaatsvindt. Als je de ontvangen koopsom namelijk niet direct gebruikt voor de aankoop van een nieuwe eigen woning, valt deze per 1 januari 2022 in box 3. Je kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 2 januari 2022.
Tip! Plan de overdracht van jouw eigen woning bij de notaris slim en bespaar box 3-heffing. Draag je jouw eigen woning bij de notaris over voor 1 januari 2022 en wend je de ontvangen koopsom nog voor 1 januari 2022 aan voor de koop van een nieuwe eigen woning bij de notaris? Dan valt de ontvangen koopsom niet in box 3.
Let op! Het schuiven met de datum is niet altijd eenvoudig, omdat jouw koper mogelijk een tegenovergesteld belang heeft.
Koop je een eigen woning en betaal je deze aankoop (gedeeltelijk) met eigen geld? Dan kan het financieel nadelig zijn wanneer de overdracht bij de notaris na 1 januari 2022 plaatsvindt. Het eigen geld behoort dan namelijk per 1 januari 2022 nog tot jouw vermogen in box 3. Je kunt de belastingheffing in box 3 eenvoudig voorkomen door de overdracht te verplaatsen naar bijvoorbeeld 29 december 2021.
Let op! Het schuiven met de datum is niet altijd eenvoudig, omdat de verkoper mogelijk een tegenovergesteld belang heeft.
Heb je studerende kinderen die nauwelijks een betaalbare huur- of koopwoning kunnen vinden en beschik je over voldoende privévermogen in box 3? Overweeg dan nog dit jaar een woning te kopen en aan hen te verhuren. Dit heeft verschillende fiscale voordelen.
De eventuele waardestijging van de woning is onbelast, de ontvangen huur eveneens. Jouw kinderen hebben mogelijk recht op huurtoeslag, dus je kunt hier met de huur rekening mee houden en iets meer huur vragen. Die moet wel zakelijk zijn, maar is de huur ondanks de huurtoeslag toch nog te hoog voor jouw kinderen, dan kun je een deel van de huur terugschenken. Een schenking tot €6.604 per kind is in 2021 onbelast.
Let op! Koppel de schenking wel los van de huurbetalingen en ga dit bijvoorbeeld niet met elkaar verrekenen!
Een extra voordeel voor jou is dat de waarde van de woning in box 3 slechts gesteld wordt op een deel van de WOZ-waarde vanwege de verhuurde staat van de woning. Zo beschikken jouw kinderen over niet te dure woonruimte, terwijl je nog een mooi rendement maakt.
Let op! De aankoop van een woning voor jouw kinderen is vanaf 2021 belast met 8% overdrachtsbelasting.
Uiterlijk eind januari moeten de meeste ondernemers de laatste btw-aangifte van het jaar 2021 indienen. Vergeet dan niet te kijken naar de uitgaven voor jouw personeel en relatiegeschenken. De btw op deze uitgaven is niet altijd aftrekbaar, ook niet als je prestaties verricht die belast zijn met btw. Personeelsuitgaven zijn bijvoorbeeld personeelsuitjes en het bekende kerstpakket.
Relatiegeschenken kunnen verschillend van aard zijn. Een bekend voorbeeld is het kistje wijn met kerst. Voor een aantal voorzieningen geldt een uitzondering of een speciale regeling. Dit geldt in elk geval voor verhuiskosten, de auto van de zaak en voor fietsen. De btw ten aanzien van personeelsuitgaven is niet aftrekbaar als de uitgaven voor het personeelslid in een jaar meer bedragen dan €227 (excl. btw). Blijven de uitgaven onder dit bedrag, dan is de btw wel aftrekbaar.
Let op! Dit betekent dat je moet berekenen wat de uitgaven aan personeelsvoorzieningen per werknemer in een jaar zijn geweest.
Wanneer is de aftrek van btw op relatiegeschenken soms beperkt? De btw is niet aftrekbaar als de ontvanger van jouw geschenk – als diegene het zelf zou kopen – minder dan 30% van de btw in aftrek zou kunnen brengen én je in dat jaar aan deze relatie meer dan €227 (excl. btw) aan relatiegeschenken hebt gegeven.
Heb je op genoemde uitgaven in de loop van het jaar te veel of juist te weinig btw in aftrek gebracht, dan moet je dit in de laatste btw-aangifte te corrigeren.
De kleine ondernemersregeling (KOR) is sinds 2020 een vrijstellingsregeling. Ondernemers met een lagere jaaromzet dan €20.000 kunnen hiervoor kiezen. De regeling is niet verplicht. De keuze voor de KOR houdt in dat je geen btw in rekening hoeft te brengen en automatisch bent ontheven van allerlei btw-verplichtingen.
Let op! Je verliest ook jouw recht op btw-aftrek. De KOR geldt ook voor rechtspersonen, zoals bv’s, stichtingen en verenigingen. Ondernemers die hebben gekozen voor de KOR en die vervolgens in de loop van enig jaar de omzetgrens van €20.000 overschrijden, worden vanaf dat moment weer btw-plichtig. Met name voor ondernemers die te maken hebben met afnemers / klanten die de btw niet kunnen terugvragen, kan de KOR uitkomst bieden.
Ondernemers die de KOR willen toepassen, moeten dit tijdig melden bij de inspecteur. Het aanmeldformulier hiervoor moet uiterlijk vier weken voor de ingangsdatum van het aangiftetijdvak waarin je de KOR wilt laten ingaan, door de Belastingdienst zijn ontvangen. Een eenmaal gemaakte keuze voor de KOR geldt voor drie jaar.
Let op! Wil je vanaf 2022 van de nieuwe KOR gebruikmaken, meld je dan uiterlijk eind november hiervoor aan.
Wanneer je een jaaromzet van maximaal €1.800 hebt, dan kun je de KOR toepassen zonder dat je dit meldt aan de Belastingdienst. Deze versoepeling geldt met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2020.
Voor bijvoorbeeld particulieren die investeren in zonnepanelen maar niets met de btw willen, kan de nieuwe goedkeuring uitkomst bieden.
Als je een webshop hebt of anderszins goederen of digitale diensten verkoopt aan particulieren in de EU, dan moet je bij het overschrijden van een totale EU-omzetdrempel van €10.000 de btw voldoen in de lidstaten van jouw klanten. Deze regeling is 1 juli 2021 ingegaan. Om te voorkomen dat je je in de verschillende lidstaten moet registeren, bestaat de mogelijkheid de buitenlandse btw-aangifte(n) via het zogenaamde One-Stop-Shop-systeem in te dienen.
Je moet je aanmelden bij de Belastingdienst. Met behulp van eHerkenning log je in in de ondernemingsportal ‘Mijn Belastingdienst Zakelijk’. Doe dat tijdig. Raadzaam is om dat te doen voorafgaand aan het btw-tijdvak waarin je bijvoorbeeld de EU-omzetdrempel overschrijdt. Voorbeeld: als je vanaf 1 januari 2022 gebruik wenst te maken van het nieuwe OSS-aangiftesysteem, raden wij aan zich vóór 1 januari 2022 aan te melden bij de Belastingdienst.
Als je in de afgelopen tien jaar een onroerende zaak met btw hebt aangeschaft, let er dan op dat de in aftrek gebrachte btw in het jaar van ingebruikname en de negen opvolgende jaren in bepaalde gevallen moet worden gecorrigeerd. Dit is het geval als de verhouding van het gebruik van de onroerende zaak voor btw-belaste versus btw-vrijgestelde prestaties is gewijzigd ten opzichte van het gebruik waarvan je uitging op het moment van aanschaf. Dit heeft tot gevolg dat je mogelijk btw moet terugbetalen of juist terugkrijgt van de Belastingdienst. Deze herzienings-btw geef je op in de laatste btw-aangifte van het jaar.
Let op! Ook voor roerende zaken waarop moet worden afgeschreven, geldt een herzieningstermijn. Maar de termijn hiervoor bedraagt het jaar van ingebruikname en de vier jaren erna.
Als jouw afnemers / debiteuren je niet betalen, kun je de al in rekening gebrachte en afgedragen btw onder voorwaarden terugkrijgen. Het moet dan duidelijk zijn dat jouw afnemer niet zal betalen, zoals bij een faillissement. Bij fictie is een niet-betaalde vordering sowieso één jaar na de opeisbaarheid daarvan oninbaar. Je doet er dan verstandig aan de btw in dat tijdvak via de btw-aangifte terug te vragen. Een later ingediend verzoek om teruggaaf biedt minder zekerheid op succes. Soms is ook al eerder duidelijk dat je niet meer op betaling hoeft te rekenen.
Tip! Als een vordering één jaar na opeisbaarheid nog niet is betaald, kun je de btw in ieder geval terugvragen.
Let op! De btw op de vordering kan in de reguliere aangifte worden teruggevraagd in het tijdvak waarin de vordering oninbaar is gebleken.
Heb je in 2021 zonnepanelen geplaatst op jouw woning en/of bedrijfspand, dan kun je misschien meer btw terugvragen dan je denkt. De btw op de zonnepanelen kun je sowieso (deels) terugvragen, omdat je een deel van de energieproductie btw-belast aan het net levert. Hetzelfde geldt voor de energie ten behoeve van het btw-belast zakelijk gebruik van de woning of het bedrijfspand.
Tip! Mogelijk kom je ook nog in aanmerking voor energie-investeringsaftrek.
Let op! Mogelijk kun je ook een deel van het dak waarop de zonnepanelen geplaatst zijn tot het btw-ondernemingsvermogen rekenen, als gevolg waarvan je ook over dat deel van de bouw- of verbouwingskosten van de woning de btw kunt terugkrijgen. In een uitspraak van de rechter werd dit toegestaan voor een ondernemer die een deel van zijn woning voor zijn bedrijf gebruikte en zijn woning als ondernemingsvermogen had aangemerkt. In een andere uitspraak werd de aftrek niet toegestaan voor een particulier die alleen voor de levering van zonne-energie als ondernemer werd aangemerkt. De Hoge Raad heeft de eerste uitspraak onderschreven en in de tweede nog geen uitspraak gedaan. Neem contact met ons op als je meer wilt weten.
Voor auto’s van de zaak die ook privé gebruikt worden, moet in de laatste btw-aangifte van het jaar btw over het privégebruik betaald worden. Daar staat tegenover dat je door het jaar heen de btw op alle autokosten in aftrek kunt brengen, als je de auto gebruikt voor btw-belaste omzet.
Voor het btw-privégebruik kun je gebruikmaken van een forfaitaire regeling. Ga daarbij uit van een btw-heffing van 2,7% van de catalogusprijs van de auto, inclusief btw en bpm.
Tip! Voor de auto van de zaak die vijf jaar (inclusief het jaar van ingebruikneming) of langer in de onderneming is gebruikt, geldt een lager forfait van 1,5%. Datzelfde percentage geldt ook als je bij de aankoop van de auto geen btw in aftrek hebt gebracht.
Let op! Je hoeft geen gebruik te maken van de forfaitaire regeling. Je mag ook btw betalen over het werkelijke privégebruik. Dit kan soms voordeliger zijn. Je moet dan wel een (globale) kilometerregistratie bijhouden. Houd er rekening mee dat in dit geval woon-werkverkeer als privé wordt gezien.
Tip! De niet-aftrekbare btw in verband met het privégebruik is een kostenpost voor jouw bedrijf en dus aftrekbaar van de winst.
Disclaimer
Bij de samenstelling van de teksten is naar uiterste betrouwbaarheid en zorgvuldigheid gestreefd. Onze organisatie kan niet aansprakelijk worden gesteld voor eventuele onjuistheden en de gevolgen hiervan.
Heb je een vraag of wil je persoonlijk advies van een adviseur? Neem gerust contact met ons op.