Eind 1949 kwam mijnheer Meeuwsen terug uit Nederlands Indië. Zijn voormalig werkgever zat natuurlijk niet direct op hem te wachten na een oorlog en vijf jaar militaire dienst. Meeuwsen zelf wilde wel graag terugkomen in het vak maar dan als zelfstandige.
Emmeloord, Lange Dreef
De Noordoostpolder was in 1942 drooggelegd en de ontwikkelingen stonden daar op het punt van beginnen. Meeuwsen wilde zelf –net als zijn vader- gaan pionieren in de Polder. Niet als boer, maar als accountant voor ondernemers en agrariërs.
In april 1950 bracht Meeuwsen zijn eerste bezoek aan de Polder. Hier wilde hij zijn bestaan opbouwen. Op 1 mei 1950 begon hij zijn onderneming: Meeuwsen & co. Op de achtergrond gesteund door de participanten Silvis en Vos (&co) en gefinancierd door 6 klanten van de kruidenierszaak van moeder die hem allen 3.000 gulden wilden lenen. Meeuwsen wilde onafhankelijk zijn van de bank en koos voor crowdfunding avant la lettre. Er was slechts 1 belemmering. Een vestigingsvergunning. De Noordoostpolder kende geen vrije vestiging. De ‘’directie van de Wieringermeer’’, gewend aan polderwerken, was belast met de inrichting van het nieuwe land. Dat ging zeer gestructureerd en was omgeven met selectie van de beste boeren en middenstanders uit het hele land. Men wilde boeren en middenstanders die zich voor de nieuwe samenleving wilde inzetten en dus ook gericht waren op samenwerken. Daarin paste geen vrije vestiging van buitenaf. Men zou elkaar wellicht kapot kunnen concurreren en de doelstelling van het inrichten van een nieuwe samenleving uit het oog kunnen verliezen. Omdat er al een accountant was in de polder werd de door Meeuwsen op 25 juli 1950 ingediende aanvraag tot vestiging eerst afgewezen. Meeuwsen liet zich niet uit het veld slaan en zette al zijn connecties in. Op 13 juli 1951 ontving Meeuwsen een mooie aanbevelingsbrief van het hoofd van de afdeling personeelszaken van het Ministerie van Oorlog. De aanvraag tot vestiging van een accountantskantoor in de Noordoostpolder werd daarin ondersteund richting de Directie van de Wieringermeerpolder. Men wilde in alle afwegingen meenemen dat Meeuwsen zijn diensttijd voor een aanmerkelijk deel in Indonesië had vervuld.
Op 11 september 1951, de 27e verjaardag van Meeuwsen, kwam de gewenste vergunning. Meeuwsen kon zich nu definitief gaan vestigen met gezin en bedrijf in de Noordoostpolder.
Uit het kasboek van het eerste jaar -1950- van de onderneming is goed af te leiden dat Meeuwsen vertrouwen had in een goede afloop van zijn vergunningstraject. Hij ging op pad om cliënten te werven per gehuurde Solex. Eerst vanuit de Wieringermeer met de boot vanaf Enkhuizen naar Urk. Later door te logeren in Kampen of in Marknesse. Op 13 november 1950 kocht Meeuwsen voor 1525 gulden een motor, een Zundapp 200cc. Via een relatie uit de Wieringermeer die in Marknesse woonde kon hij een Overijssels kenteken bemachtigen. Kentekens waren indertijd door de beginletter nog herkenbaar naar afkomst. Meeuwsen vond het belangrijk om met een E–kenteken (E.62610) de thuismarkt van de Polder te bewerken. Dat ging een stuk makkelijker dan met de Solex. Blijkens het kasboek kostte de leren motorjas 207,60 gulden. Hij zag er goed uit. Meeuwsen had haast en wachtte niet lijdzaam op een vergunning. In maart 1950 was de eerste openbare verpachting. Er kwamen 180 nieuwe boerderijen in pacht. Er was werk aan de winkel. De polder was ‘’booming’’. Begin 1950 woonden er 5.000 mensen. In juli 1951 werd de 10.000 ste inwoner geboren. Het bruiste van de groei. Die motor was een uitkomst en het ideale vervoermiddel om snel van potentiële klant naar potentiële klant te reizen.
Bijgaand voorblad toont een archiefexemplaar van een van de eerste jaarrekeningen, uitgebracht door Meeuwsen over het jaar 51/52 van een agrarische cliënt. De analyse van het resultaat bij de opmerkingen is aandoenlijk: ‘’Opbrengst melk is laag geweest, wegens ziekte koe. Tevens een koe kleine periode drooggestaan’’. Uit de eerste advertentie uit ons archief, aangetroffen in een boek over 10 jaar Noordoostpolder (1952), blijkt dat de marketingafdeling van Meeuwsen & Co nog een bescheiden bezetting had.
Meeuwsen had als ondernemer en accountant een duidelijke visie die was gericht op drie zaken: onafhankelijkheid, kwaliteit en klanttevredenheid. Meeuwsen wilde ‘’het heel goed doen’’. Met de Bijbelse lijfspreuk: ‘’een goede naam is beter dan goede olie’’, in het achterhoofd zorgde Meeuwsen dat hij onder alle omstandigheden op tijd kwam bij zijn klanten. Hij was er van overtuigd dat persoonlijke relaties zouden leiden tot groei. Op 1 mei 1959 kocht Meeuwsen de stille partners Silvis en Vos uit en werd het kantoor omgedoopt in Accountantskantoor Meeuwsen en was ook de volledige onafhankelijkheid gerealiseerd. In een latere fase van de onderneming, in 1978, koos Meeuwsen voor partnerschap als vorm van onafhankelijkheid. Er was een duidelijke voorwaarde: maten moesten wat inbrengen wat Meeuwsen zelf niet had. Bovendien moesten ze goed met klanten kunnen omgaan en ook harde –lees eerlijke- adviezen durven geven. Meeuwsen vond die maat in de persoon van Ger ten Hoopen.